Zorguitgaven door de grens van 100 miljard
Van geneeskundige zorg tot kinderopvang en de opvang van dak- en thuislozen: Nederlanders gaven in 2018 voor het eerst meer dan 100 miljard euro uit aan zorg en welzijn.
Dat is 3 miljard euro meer dan het jaar ervoor, meldt het Centraal Bureau voor de Statistiek vrijdag. Hoewel de uitgaven aan zorg de afgelopen jaren telkens stegen, groeiden ze voor het zesde achtereenvolgende jaar minder hard dan de economie als geheel.
Het CBS berekent de zorguitgaven 'in brede zin'. Naast geneeskundige zorg en langdurige zorg, zijn dus bijvoorbeeld ook de uitgaven voor welzijnszorg, kinderopvang en de opvang van dak- en thuislozen meegenomen. Volgens deze berekening geeft Nederland 12,9 procent van zijn bruto binnenlands product uit aan zorg.
9,9 procent van bbp
De zorguitgaven komen lager uit als je de internationale definitie aanhoudt van het System of Health Accounts, waarbij onder andere de uitgaven voor welzijn en kinderopvang niet worden meegeteld.
Volgens deze definitie geeft Nederland 76,9 miljard euro uit aan zorg, oftewel 9,9 procent van het bbp. Het is voor het eerst sinds de kredietcrisis dat dit aandeel onder de 10 procent blijft.
Je hebt niet alle cookies geaccepteerd. Om deze content te bekijken moet je deaanpassen.
Kinderopvang en asielzoekers
Van alle sectoren groeiden de zorguitgaven het meest in de kinderopvang. Daar gaven Nederlanders vorig jaar gezamenlijk 4,2 miljard euro aan uit, een stijging van 10 procent. Dat komt doordat het aantal kinderen dat naar een crèche gaat blijft groeien. Vorig jaar gingen er 790.000 kinderen naar een opvang, bijna 62.000 meer dan een jaar eerder.
Daar staat tegenover dat de uitgaven voor maatschappelijke opvang met 14,5 procent zijn gedaald. Dat had er vooral mee te maken dat de kosten voor de opvang van asielzoekers fors zijn gedaald.