Waarom we minder afhankelijk moeten worden van olie
Wat als de olieprijs verder stijgt? Die kans is groot, schrijven drie economen van de Rabobank. En de pijn gaat vooral gevoeld worden door de consument. Hoog tijd dus dat we minder afhankelijk worden van olie.
Het rommelt al een tijdje op de oliemarkt. In minder dan een jaar tijd is de prijs van een vat Brent gestegen van 48 Amerikaanse dollar naar bijna 80. We merken dit aan de pomp, maar de economie draait in Nederland op volle toeren, dus die hogere benzinekosten krijgen minder aandacht dan de Twitterberichten van de Amerikaanse president Trump.
Maar wat als de olieprijs verder stijgt? Dat is zeker niet ondenkbaar scenario na de toch wat tegenvallende OPEC-deal van 22 juni om de productie met slechts 700.000 vaten per dag te verhogen.
Ook de mondiale oproep van de Verenigde Staten op 26 juni om vanaf november te stoppen met het kopen van Iraanse olie zal nog een staartje kunnen krijgen. Iran alleen al zorgt voor bijna 5 procent van de mondiale olieproductie, iets wat niet gemakkelijk kan worden opgevangen.
Intussen blijft de vraag naar olie wereldwijd sterk toenemen door de mondiale economische expansie. En laten we niet vergeten dat toenemende geopolitieke spanningen kunnen zorgen voor productieproblemen en stijgende prijzen. Zo valt het niet uit te sluiten dat de VS de sancties tegen Venezuela verder gaat aanscherpen, waardoor ook de olie-export verder wordt afgeknepen.
Eind mei zei de Noorse minister van Olie en Energie dat een vat Brent zelfs naar 100 dollar per vat kan doorstijgen, omdat de markt de lagere investeringen in de oliesector van de afgelopen jaren nog te verduren krijgt.
Om de gevolgen van een verdere stijging van de olieprijs in kaart te brengen, hebben we twee scenario's doorgerekend met ons econometrische wereldhandelsmodel. In het eerste, milde scenario stijgt de prijs van een vat Brent naar 90 dollar en in het tweede, zware scenario stijgt de prijs zelfs naar 115 dollar.
In onze scenario's zou het mondiale bruto binnenlands product (bbp) de komende vijf jaar 0,4-0,9 procentpunt aan groei inboeten.
De grootste verliezers zijn olie-intensieve opkomende markten, zoals India, Zuid-Afrika, Vietnam en Turkije. Niet verrassend zijn de winnaars: de olie-exporterende landen, zoals het Midden-Oosten en Rusland.
Qua impact op de bbp-groei zou Nederland een vervelende - maar niet dramatische - schok krijgen. Dat geldt ook voor andere landen in de eurozone en de VS. Zelfs bij het zware scenario loopt Nederland over vijf jaar 'slechts' 1,2 procentpunt groei mis, wat gelijk staat aan ruwweg 9 miljard euro.
Dat de exportgerichte BV Nederland zich door zo'n olieschok heenslaat, verhult de pijn die Nederlandse huishoudens voelen. Een hogere olieprijs raakt hen namelijk direct in hun portemonnee.
De stijgende olieprijs komt bovenop de btw-verhoging in 2019, waardoor de inflatie dat jaar kan stijgen tot maar liefst 3,3 procent. De nominale lonen stijgen echter niet evenredig mee, waardoor de hoge inflatie de koopkracht (het beschikbare inkomen gecorrigeerd voor prijsveranderingen) piepend en krakend tot stilstand komt.
Een hogere olieprijs komt dus veel harder aan bij Nederlanders dan de impact op de bbp-groei doet vermoeden.
Dat is geen leuke boodschap, zeker omdat wij daar op korte termijn weinig aan kunnen doen. Wij zijn nog steeds sterk afhankelijk van olie, vooral voor persoonlijk vervoer. De olieprijs is altijd gevoelig geweest voor geopolitieke ontwikkelingen, maar de risico's zijn de laatste tijd erger geworden.
Afhankelijk zijn van grote olieproducenten zoals Rusland is nog minder aantrekkelijk geworden, vooral in een wereld waarin de VS niet altijd aan onze kant staan.
Gelukkig zijn wij al op weg naar een economie die minder afhankelijk is van fossiele brandstoffen. Een bijkomend voordeel van meer energie uit wind, zon en geothermie is dat het ons minder afhankelijk maakt van de grillen van de oliemarkt.
Hugo Erken, Menno Middeldorp en Inge de Vreede zijn econoom bij de Rabobank.