Stoppen kinderen ooit helemaal met pesten? 'Er zijn scholen waar het al zo is'
Het is (weer) de Week tegen Pesten. Zoals elk jaar. Maar heeft dit nou zin? "Er is geen wondermiddel."
Schelden, schoppen, slaan, roddelen, buitensluiten. Eén op de vijf kinderen krijgt hier meerdere keren per week mee te maken, en uit nieuw onderzoek van het Jeugdjournaal blijkt dat meer dan de helft van de kinderen tussen 9 en 13 jaar zegt slachtoffer te zijn, of te zijn geweest, van pesten.
Nooit stoppen
Die cijfers doen René Veenstra altijd nog zeer. Hij is hoogleraar sociologie aan de Rijksuniversiteit Groningen en doet al twintig jaar onderzoek naar pesten. "Voor een kind dat gepest wordt, is naar school gaan een hel", zegt hij. "Daarom denk ik dat je als school nooit moet stoppen met de strijd tegen pesten."
Maar er is ook goed nieuws, stelt Veenstra: "We hebben goede stappen gezet. In de jaren 90 werd heel erg gedacht vanuit de dader en het slachtoffer. De dader werd gestraft, het slachtoffer kreeg weerbaarheidstraining. Maar door onderzoek weten we nu: dat werkt niet."
Wat werkt wel?
Wat wel werkt, weten we inmiddels ook. Veenstra: "Het is heel belangrijk dat álle kinderen in de klas mee worden genomen in het verhaal. Dat de niet-pesters leren dat ze ook verantwoordelijk zijn. Ze moeten beseffen dat ze het pesten in de hand werken door mee te lachen, en dat ze de pester kunnen stoppen."
Dat hoeft niet meteen heel heroïsch door letterlijk op te staan. Een kind kan er bijvoorbeeld ook voor kiezen om níét mee te lachen. "Pesten gaat over macht", legt Veenstra uit. "Zonder aanhang, zonder de lachers op zijn of haar hand, heeft de pester die macht niet."
Het is het best om dat aan kinderen te leren via speciale pestprogramma's. Hoogleraar ontwikkelingspsychologie Bram Orobio de Castro deed onderzoek naar pestprogramma's en noemt er vier waarvan is bewezen dat ze werken: Prima, KiVa, Taakspel en Alles Kidzzz. "Die programma's focussen zich niet alleen op de pester of het slachtoffer", zegt hij. "Ze betrekken de hele klas."
Bovendien zijn ze (bewezen) effectief omdat ze langer duren dan één lesdag of -week. "De programma's duren lang, zijn uitgebreid, houden pas op als het pesten is afgenomen en de klas kijkt samen met de docent of het programma zin heeft. Daarom is het ook zo belangrijk dat scholen niet 'zomaar' iets gaan doen."
Heeft zo'n week nut?
En zo'n Week tegen Pesten: heeft die nou nut? René Veenstra denkt van wel. "Het is essentieel om scholen en leerkrachen te laten zien hoe belangrijk hun rol is in het stoppen van pesten."
Orobio de Castro geeft toe: jaren geleden deed hij er 'een beetje laconiek' over. "Ik dacht: wat kan zo'n week nou uitmaken?" Maar ook hij ziet er nu wel het nut van in. "Het aandacht blijven geven is goed. Het maakt kinderen die gepest worden minder eenzaam als ze weten dat het niet alleen bij hen gebeurt."
Het gebeurt
Bovendien, zo zegt hij: hoe meer media-aandacht zo'n probleem krijgt, hoe moeilijker scholen het kunnen negeren. "Er zijn echt scholen waar gewoon níét gepest wordt. En scholen waar het heel veel gebeurt."
Met andere woorden: de cijfers naar nul terugbrengen, moet 'in principe' kunnen. "Ik denk dat menselijke agressie nooit helemaal zal verdwijnen", zegt Orobio de Castro. Hij vergelijkt het met een virus. "Het steekt soms de kop op, altijd en overal, ook op plekken waar alles goed geregeld is. En dan gaat het erom dat je er snel op reageert, op een goede manier, en dan gaat het weer weg."
Je moet altijd alert blijven, zegt hij, maar ook hoopvol. "Ik hoor als onderzoeker veel verdrietige dingen, maar ik zie ook kinderen die dan ineens voor hun gepeste klasgenootje opstaan. Dat vind ik heel mooi."