Vliegen zit in de genen, en toen verongelukte de zoon van piloot Erik
Piloot Erik Westenberg (59) gaf het vliegvirus door aan zijn zoon Lucas. Maar tijdens diens opleiding gaat het mis: het toestel waar de toen 19-jarige Lucas in vloog, stortte neer. "Ineens belandde ik in een beangstigende, gevaarlijke wereld: eentje waarin ik geen zoon meer had."
"Papa, je vliegt scheef. Je moet wat meer naar rechts."
Lucas was 7 jaar oud toen hij eens bij zijn vader, piloot Erik Westenberg (59), over de schouder meekeek in de cockpit. Ze waren op weg naar Lorné in West-Afrika met het gezin: vader, moeder, zus, broertje. Piloten mogen soms, als het kan, hun gezin meenemen naar de plaats van bestemming.
Erik ziet zijn zoontje nog zitten. Linksachter, op een stoeltje, blonde krulletjes, grote ogen. Het was diezelfde leeftijd waarop Lucas stiekem besloot dat hij 'hetzelfde wilde gaan doen als papa'. Namelijk: de lucht in. Vliegen. De wereld over. Mensen van A naar B brengen – veilig.
Hij was altijd een kind dat voor veiligheid ging. Hij was geen type dat de randjes en de risico's opzocht, wist goed wat wel en niet kon. "Toen zijn drie beste vriendjes een keer het plan vatten om stiekem in een leegstaande hoogwerker hier in de straat te klimmen, was Lucas degene die zei: 'Lachen, maar doe maar niet'."
Máár, hij was 'geen saaie drol'. Integendeel: er viel wel altijd wat te beleven met Lucas. Waar hij was, werd gelachen. Hij hield van grapjes, was zo'n bruistabletje waar mensen graag bij in de buurt waren. De gangmaker. Sociaal. Feestbeest – in zijn tienertijd. Vrolijk. Slim. "Maar ook soms een nerdje", grijnzen zijn ouders aan het keukenbarretje in hun woonkamer in Harderwijk – de plaats waar Lucas werd geboren.
Een groter doel
"Hij kon soms uren in de boeken zitten", vertelt Erik. Zijn vrouw, Petra: "Dan las hij alles over vliegtuigen, was hij er amper uit te krijgen, alles moest wijken voor dat grotere doel."
Dat grotere doel was piloot worden. Net als zijn vader en zijn opa. Erik werkte sinds 1985, hij was toen net 20, als piloot bij KLM, vloog veel op de MD11, die hij nog steeds liefkozend 'zijn eigen, vertrouwde kist' noemt. Hij vloog intercontinentaal, vaak ook naar Bonaire – waar het gezin dan geregeld een vakantie aan vastplakte. "Ik zeg weleens dat wij een MD11-gezin hebben." Erik nam Lucas ook weleens mee over de platformen, daar waar de vliegtuigen op het vliegveld geparkeerd stonden. "Een klein blond menneke, dat aan mijn hand naar die gigántische motoren keek."
Hoewel Lucas er toen, als 7-jarige, naast zat (want nee: papa vloog niet scheef, papa moest niet meer naar rechts) lukte het hem op zijn zestiende door de selectie van de luchtvaartschool te komen. Een dik halfjaar studeerde hij de theorie in Eelde, en op zijn negentiende vertrok hij naar de Verenigde Staten, Arizona, voor het praktische deel van zijn opleiding.
Uitgevlogen, letterlijk.
Zijn zus Charlotte was toen ook al het huis uit, en ja, oké, Petra en Erik geven het toe: er was een beetje dat legenestsyndroom. Allebei de kinderen uit huis.
Het leven was een tien
"Maar het hoorde er ook bij, en het is mooi om je kinderen te zien opgroeien", zegt Erik. "Ons leven was een tien. Met hoofdletters. Een TIEN. Echt. Mijn vrouw en ik, we hebben elkaar vóór Lucas' dood zo vaak gezegd: 'Moet je ons hier nu zien zitten. Iedereen gezond, hapje eten erbij, drankje erbij'."
En toen werd het ineens een anderhalf. Of nee. Een één. Een nul. Een NUL. "We zijn in één klap van de cliff af gekieperd. Ik belandde in zoiets groots, waarvan je niet wist dat het bestónd. Je kind verliezen…" Even is hij stil. Dan: "Je kínd."
14 september 2012, een telefoontje. De directeur van de opleiding in Eelde aan de lijn: "Het vliegtuig van Lucas is vermist en we moeten het serieus nemen." Lucas was de lucht in gegaan met zijn examinator en een docent. De opdracht was: zet een vliegroute uit naar het noorden. Het noorden – zo weet Erik – is bergachtig. Een ongebruikelijke vliegroute, en al helemaal omdat de studenten van de vliegschool nog lage vlieghoogtes aanhouden. Examenvluchten gingen doorgaans naar het zuiden.
Lucas had er zelf ook geen goed gevoel bij. Hij stuurde zijn ouders nog, voor hij de lucht inging, dat hij er tegenop zag. 'Het geluk is niet aan mijn zijde', zei hij voor vertrek. Zijn kamergenoot sprak later van 'het ingewikkeldste vliegplan dat ik ooit had gezien'. Erik: "De vliegschool had hem hiervoor moeten behoeden."
(Wan)hoop
Er is wanhoop, bij Erik, Petra en Charlotte. Maar er is ook hoop. Misschien hingen ze wel ergens op de kop in een boom. Suf, bewusteloos, maar in leven. De piloot in hem gaat meteen aan, Erik denkt na: welke route heeft hij genomen? Wanneer is hij vertrokken? Met wie?
Ze nemen een vlucht naar Amerika, lichten van tevoren het vliegtuigpersoneel in: als er nieuws zou zijn van Lucas, zou het via de satelliettelefoon in de cockpit meteen worden doorgegeven. "Die vlucht was de hel. Ik heb continu naar de deur van de cockpit zitten staren, elke keer als die open ging, dacht ik: zou het, zou het?" Petra, zacht: "Maar we wisten eigenlijk al wel dat het foute boel was."
Ze worden opgevangen in een hotel, doen geen oog dicht. Erik speurt op Google Maps, bekijkt zijn reisgids, stafkaarten van de luchtvaartschool, de laatste pings van de telefoons van de inzittenden. Hij komt op een locatie uit. Hij weet het zeker. Dáár, precies dáár, daar liggen ze.
Kalm
De dag erna, 31 uur na het telefoontje, krijgt Erik gelijk. Op 150 meter nauwkeurig blijkt inderdaad dat daar een neergestort toestel is, een wrak, in een kloof, bergachtig gebied, omringd met bomen. Reddingswerkers kunnen er amper bij. Ze hebben te laag gevlogen. Er blijken geen overlevenden, alle drie de inzittenden zijn dood.
"Het gekke is: we waren heel kalm. Apathisch misschien. En ik weet nog dat Petra en onze dochter Charlotte, die inmiddels ook was overgekomen, naar Lucas' kamer zijn gegaan om kleren voor hem uit te zoeken, die we hem dan konden aantrekken."
Maar het aantrekken van kleren, dat was niet meer mogelijk. Het toestel bleek ook te hebben vlamgevat. "There will be no identification", liet de patholoog-anatoom weten. Het lichaam van Lucas was onherkenbaar, verbrand, en de regels in Amerika waren een stuk strenger in Nederland: het was niet mogelijk om iets van hun kind terug te zien. Identificatie zou via het gebit en DNA moeten gebeuren – en dat was dat. "Dat nieuws, zo onwerkelijk, ik moest er gewoon bijna om lachen. Dat dit ons kon overkomen. Dat dit ónze Lucas overkwam. Ongelooflijk. En tegelijkertijd was dat ook het moment dat we met tien stappen achterstand onze rouw begonnen."
Knuffelen
Petra: "We wilden hem zien. Knuffelen. Aanraken. Aai over de bol." Erik: "Sinds we dit hebben meegemaakt, kan ik op rare dingen jaloers zijn. Op mensen die een 'gewoon' afscheid hebben gehad, bijvoorbeeld. Mensen die hun naaste nog hebben kunnen zien in een kist. Nog hebben kunnen áánraken. Aankleden."
Thuis was inmiddels een wervelstorm losgebarsten. Eentje vol verdriet, paniek, wanhoop, ongeloof, maar ook – heel, heel veel – liefde. Kaarten. Berichtjes. Belletjes. Pannetjes soep. Schouders om op te leunen. "Bákken vol warmte. Van vrienden, familie, maar ook vrienden van onze Luuc." Het woordje 'herdenking' vermeden ze: ze noemden die dag van het afscheid 'De Lucas Show'. Petra: "Het was afschuwelijk verdrietig, maar gek genoeg ook weer heerlijk. Ik kon me helemaal wentelen in mijn kind."
Hij was geliefd. "Al die sippe gezichten van al zijn studiegenoten, vrienden… Zijn vriendinnetje, Lisa, och, 19, en dan je vriendje verliezen. Zij had hetzelfde soort verdriet als wij: echt liefdesverdriet. Wij waren verliefd op onze zoon, maar zij ook."
Erik wist dat niet alleen in hun leven iets definitief, permanent was veranderd, maar ook bij al die jonge mensen. "De onbevangenheid, die was weg." Petra knikt. "Je zag het aan die koppies."
Hetzelfde verlies
Er kwam rouw voor in de plaats. "Ik weet nog dat we bij de kapper zaten, vlak voordat de Lucas Show was. Petra was eerst aan de beurt, en ik zag haar in die stoel zitten, en ik dacht alleen maar: daar zit een moeder die haar zoon is verloren. Wat ben jij zíélig, zeg, jeetje, wat heb ik 't met jou te doen. En daarna zat ik daar, op die stoel, om geknipt te worden voor het afscheid voor mijn zoon. Toen dacht ik: jeetje, we zijn allebéí zíélig, jemig."
Zelfde verdriet, zelfde verlies, maar toch: andere omgang. Rouwen is hyperpersoonlijk, leerde hij. "Dan stond ik te brullen onder de douche, had Petra net zin om een jurkje te kopen. Wij hebben naar elkaar uitgesproken: alles is goed. Zij zou nooit zeggen: 'Loop niet zo te janken', en ik zou nooit zeggen: 'Wat maak je je druk om zo'n stom jurkje'."
Het is praten, janken, praten, janken, praten, janken, praten, janken. Erik zegt die woorden herhaaldelijk na elkaar, zonder adempauze. Later kwam daar het woordje 'schrijven' bij: uiteindelijk schreef Erik het boek Nooit meer vliegen. Een verhaal over wat zijn zoon overkwam, waar het gezin doorheen ging, maar ook een ode. Aan Lucas. Het ligt bijna in de winkels, is al te bestellen. Erik grijnst. "Lucas zou dit fantastisch hebben gevonden, zich rot lachen. Maar ook hebben gezegd: 'Páp, wat heb je je nu weer op de hals gehaald?'"
De bossen opzoeken
Wat Erik en zijn vrouw ook hielp, was natuur. Petra: "We konden echt tegen elkaar zeggen: 'We zitten zo low vandaag, kom, we gaan even fietsen." Erik: "Och, we hebben wat afgefietst. Dat schrijf ik ook in mijn boek. Stel dat mensen die ook een kind zijn verloren, dit lezen. Dan hoop ik dat ze denken: inspirerend, misschien moeten wij ook naar het bos gaan. Of als die mensen denken: wat een idioten, die gingen door het bos fietsen, zo ga ik het dus níét doen – dan is dat ook goed. Ik wil gewoon laten zien: zo kan rouw zijn."
Hij wijst naar buiten, naar zijn tuin. "Zie je die paar vierkante meter gras? Hooguit drie minuten werk om te maaien. Maar na Lucas' dood kon ik er weken tegenop zien. En als ik het dan eindelijk had gedaan, was ik kapot. Maar ook trots, het voelde als zo'n overwinning."
Wat hem ook hielp: vliegen. Zijn oude, vertrouwde kist weer in. Omringd zijn met de collega's die hij zo goed kent. Na een kleine maand stapte hij weer aan boord. De eerste rit ging naar Panama, het land waar hij ooit met Lucas een prachtige wandeltocht maakte. Een van zijn collega-kapiteins die hij goed kent vloog mee, en Petra, als steuntje in de rug. In Panama maakten ze nog een mooie tocht, ze zagen een moederwalvis met haar kalf, prachtig, wauw, en pijnlijk, auw, want: Lucas ziet zoiets moois nooit meer.
Allemaal eerste keren
"Dat was de eerste keer dat we zoiets beseften. En daarna kwamen er nog zó veel eerste keren." De eerste verjaardag. Eerste vaderdag. Eerste moederdag. Eerst sterfdag. De eerste keer dat ze een hond namen, Evi, 'had Lucas fantástisch gevonden'. En in de jaren daarna: de eerste klasgenoot die afstudeerde – och wat had Erik graag gewild dat ook zijn zoon kon afstuderen, dat hij samen met zijn zoon kon vliegen. 'En ik weet zeker dat dat was gebeurd', in een MD11."
Nog steeds – denk niet dat het ooit overgaat – zijn er eerste keren. "De eerste vrienden die een huis kopen. Kinderen krijgen. Toen onze dochter haar eerste kreeg, waren we zó blij, hij heet Klaas Lucas, onze kleinzoon. Maar och, wat deed het zeer dat Lucas niet kon meemaken dat hij oom is geworden."
Het vliegen deed Erik destijds goed. "Alles was veranderd. We hadden fantastische mensen om ons heen, vrienden, collega's, familie, buren, die hebben ons gedragen – en nog steeds. Maar ik bevond me ineens in een wereld waarin ik mijn zoon was verloren, een enge, gevaarlijke, onbekende, beangstigende wereld. De lucht in gaan, weer in die kist zitten, was vertrouwd. Een houvast. Ik wilde gewoon weer na een intercontinentale vlucht bekaf in mijn bed gaan liggen, met de vliegtuiglucht nog in mijn haren."
Maar gaandeweg kwam het besef: niets is meer normaal. Erik kan tien, twintig, honderd keer diezelfde kist in stappen, welcome on board, ladies and gentleman, hij kan nog duizend keer landen: zijn zoon zal er altijd ontzettend niet zijn. "Zes jaar geleden zat ik op de terugweg van een intercontinentale vlucht, ik dacht: nou, zie mij hier zitten dan, een volwassen man, midden in de nacht, halverwege de oceaan, op 35.000 voet, in een donker, zwart aquarium te staren, 80 decibel aan herrie aan de kop, een krakend velletje van de droge lucht, met nog negen uur tijdsverschil voor de kiezen. Het slaat nergens op."
Zijn passie: weg
Hij voelde het, ineens. Zijn passie: weg. "Plus: ik vloog met jongens van Lucas' leeftijd. Dat was confronterend. En ik kreeg steeds meer een haatliefdeverhouding met dat vliegen. Door dat vliegen was mijn zoon wel dood. Ik vind vliegen nog steeds het mooiste vak van de wereld, KLM het mooiste bedrijf ooit, maar voor mij was het op." In 2018 ging Erik met vervroegd pensioen, en drie jaar later begon hij met schrijven. Een boek was niet het plan, maar wel de uitkomst.
En ook: een beetje meer leven. Reizen maken met zijn vrouw. Genieten van hun dochter, schoonzoon, de kleinkinderen – er zijn er inmiddels twee. Ze hebben nog veel contact met Lisa, Lucas' toenmalige vriendinnetje, gaan later dit jaar naar haar bruiloft, praten nog veel over Lucas. Ze hebben vaak vrienden over de vloer. Erik golft, tennist, wandelt, hij is bezig een padelbaan op de tennisvereniging te krijgen. Drie jaar was hij havenmeester, leuk, beetje kletsen met mensen, met bootjes bezig zijn. Nu zijn ze zelf vaak op pad, met hun bootje.
Een tien? Dat is het leven niet meer. Een anderhalf, een nul? Ook niet meer. "Het cijfer gaat nog steeds, in golven, omhoog, maar soms ook weer een beetje naar beneden." Wat Erik leerde: verdriet verdwijnt niet, maar het venijn wordt wel minder.
Knokken, doorgaan
Noem het veerkracht, noem het knokken voor geluk, noem het doorgaan: Erik kan weer lachen. Genieten zelfs. Gelukkig zijn, zelfs, ja, soms schoorvoetend, maar toch, ook altijd: met die rouwrand. Alsof je heel mooie wandelingen maakt, maar wel met een steen om je nek. Een kiezelsteen in je schoen. Het. Is. Er. Altijd.
Wat zijn rouwproces bemoeilijkte, en hem 's nachts wakker hield, was dat hij steeds meer een sterker vermoeden kreeg dat Lucas ongeluk voorkomen had kunnen worden als er andere, scherpere veiligheidsregels zouden komen bij de vliegschool. "Ik merkte dat die vermoedens steeds zwaarder op mijn schouders gingen wegen. Stel, de zoons en dochters van vrienden zouden ook op die manier verongelukken. Of andere jonge mannen, vrouwen, die de lucht in gingen, hun dromen achterna jaagden.
Zijn vermoedens klopten. Zo blijkt onder andere uit onderzoeken van de Amerikaanse Onderzoekraad (National Transportation Safety Board), die in 2014 werden gepubliceerd, dat het lesvliegtuig van Lucas niet geschikt was voor de route en de vlieghoogtes. En de examinator was niet bevoegd om in Amerika te vliegen.
'Nu is het veilig'
Die regels zijn nu aangepast en verscherpt – 'maar dat was makkelijker gezegd dan gedaan'. Erik ging in gesprek met de verantwoordelijken, met de vliegschool, en er werd, 'uiteindelijk, gelukkig', naar hem geluisterd. "Het ging niet zomaar. Maar ik durf nu te zeggen: het is er veilig. Daar. Honderd procent."
Het neemt zijn woede niet weg, maar, let wel: dit is geen vingerwijs-verhaal vol verwijten. "Er zit een technisch gedeelte in mijn boek, waarin ik uitleg wat er beter had gemóéten. Maar dat is niet mijn boodschap. Nukkigheid, woede: dat blijft niet hangen. Mijn schoonmoeder zei zo mooi, over mijn boek: 'Erik, dit is een verhaal over liefde'."
Daar is Erik over gaan nadenken. Ze had gelijk. Het verhaal over hun zoon, 'dat knappe kind', is er eentje over liefde. Over vliegen. Over de lucht in gaan. Over dat ze dat samen, zeker weten, hadden gedaan, als Lucas er nog was geweest.
Vader en zoon, zij aan zij in de cockpit. "Pap, je gaat teveel naar rechts."
Zondaginterview
Elke zondag publiceren we een interview in tekst en foto's van iemand die iets bijzonders doet of heeft meegemaakt. Dat kan een ingrijpende gebeurtenis zijn waar diegene bewonderenswaardig mee omgaat. De zondaginterviews hebben gemeen dat het verhaal van grote invloed is op het leven van de geïnterviewde.
Ben of ken jij iemand die geschikt zou zijn voor een zondaginterview? Laat het ons weten via dit mailadres: zondaginterview@rtl.nl
Lees hier de eerdere zondaginterviews.