Je gooit je eigen kind toch niet op straat? Petra kon niet anders
Petra's dochter Rachel overleed op haar 24ste. Op een koude, kille vloer. Helemaal alleen. "Ik vocht als een leeuwin voor haar, maar het was niet genoeg. Ik wil nu iedereen vertellen: GHB is troep en verslaving is een ziekte. Het kan iedereen overkomen."
Petra's kind was als een straatkatje. Ze was lief, maar wilde niet gekooid worden. Een gekooid katje gaat krabben. "Als ik dat had kunnen doen", blikt Petra nu terug, "als ik haar had kúnnen kooien, dan had ik het gedaan. En was Rachel er misschien nog geweest."
Wel duizend keer heeft ze zichzelf afgevraagd: hoe kon dit toch gebeuren? Wat heb ik fout gedaan? 'Typisch ouderschuldgevoel', noemt ze het: ze hoort veel ouders van een verslaafd kind erover. "Maar ik weet ook: die GHB was sterker."
'Het is een ziekte'
Ze wil het 't liefst van de daken schreeuwen. Een ziekte! Verslaving is een ziekte! En ook: oordeel niet over verslaafde kinderen. En ook niet over hun ouders. "Die moeders en vaders verdienen een lintje. Die dit allemaal mee moeten maken. Dat zijn superouders. Die zoveel ballen omhoog moeten houden. Die verscheurd raken met kerst, omdat ze hun verslaafde kind aan tafel willen hebben, maar de rest van het gezin dat misschien liever niet wil. Op die ouders, die blijven vechten, mag de wereld eens trots zijn."
Daarom doet Petra haar verhaal in het in mei te verschijnen boek Het zal je kind maar zijn, bij uitgeverij Leessst, waarin allemaal ouders van verslaafdekinderen, vertellen hoe dat was. En is.
Petra (57) komt zelf uit een gezin met een alcoholverslaafde vader en een moeder die soms vluchtte in gokken. "Niemand zorgde voor mijn broer en mij. Mijn ouders hadden een huwelijk waarvan ik al snel dacht: schei er toch mee uit, met z'n tweetjes, jullie houden helemaal niet van elkaar. Ik kan me nog herinneren dat de bloempotten over de muur bij ons in de tuin vlogen, omdat mijn vader een verhouding had met de buurvrouw."
Opgejaagd wild
"Het is niet te dragen voor een kind. Ik kon geen vriendinnetjes mee naar huis nemen, liep op eieren, voelde me continu als opgejaagd wild. En ik was zes, mijn broer zestien, toen ik merkte dat hij steeds meer op zijn kamer zat. Ja. Om te gebruiken. Dat heb ik later ook bij Rachel gezien: terugtrekken is géén goed teken."
Petra was 10 toen ze haar broer vond. Op zijn zolderkamer, hevig piepend, meer dood dan levend. "Een overdosis", zei de dokter, "we moesten afwachten of hij morgen wakker werd." Hij werd wakker, maar kickte niet af. "Tja", zegt Petra er nu over. "Heroïne. Om weg te vluchten van onze ellendige thuissituatie. Ik snapte dat wel."
Toch greep Petra nooit naar de drugs. "Ik rook wel, en met dit interview misschien wel iets meer dan normaal – spanning. Maar ik kan zonder alcohol, en drugs raak ik niet aan. Misschien omdat ik juist te veel ellende heb gezien."
Petra was 18 toen ze de deur daar achter zich dichttrok. Ze ging werken, kreeg psychische hulp, gooide af en toe bij een therapeut haar figuurlijke rugzakje weer even leeg, 'dan kon ik er weer even tegenaan'.
Ze kreeg een relatie en er kwam een wolk van een baby: haar zoon Brendon, zacht, rozig, hij keek nieuwsgierig de wereld in, 'de mooiste baby die ik ooit had gezien, natuurlijk', en drie jaar later, in 1993 kwam er nóg zo'n wolk, Rachel, 'ook weer de mooiste baby die ik ooit had gezien', en eindelijk had Petra waar ze jaren naar had verlangd: een eigen basis. Onvoorwaardelijkheid. Maar hoe lang ze ook weg was, hoe gevulder haar eigen leven ook werd, de ellende thuis bleef een aanzuigende werking hebben. "Het blijft je familie."
Rachels lievelingsoom
Dan werd haar broer weer opgenomen. Zat hij weer in de gevangenis vanwege diefstal, het vervalsen van recepten. 44 was Petra's broer toen hij weer een overdosis nam, die hem fataal werd. Petra vond hem. Rachel was toen 8, hij was haar lievelingsoom. "Mijn broer was gek op mijn kinderen, op zijn uitvaart zei ik ook: 'Hij had kleutermeester moeten worden'. Hij nam ze mee naar de speeltuin, stoeide met ze. En als hij in gebruik was, deed hij de deur altijd op slot. Hij zei ook: 'Je mag nooit zomaar bij ome Toon op de kamer komen, je moet altijd eerst kloppen'. Hij was als de dóód dat de kinderen hem zagen gebruiken."
Wat zeg je tegen je kinderen als hun favoriete oom overleed aan een overdosis? "Ik heb uitgelegd dat hij ziek is geworden. Je zegt niet 'ome Toon lag dood met een spuit in zijn arm'. Die kinderen beseffen dat helemaal niet, snappen drugs niet. Ome Toon was ziek geworden. En datzelfde verhaal heb ik ook aan mijn kleinkinderen verteld. Waarom tante Rachel is doodgegaan. Ik zei: 'Haar hartje is heel ziek geworden'. Daar is ook eigenlijk niets aan gelogen, want door die troep is haar hart stil gaan staan."
Heb jij vragen over zelfdoding?
Stichting 113: bel 113 of 0800-0113 (gratis), of anoniem via de chat op de website 113.nl
24 uur per dag bereikbaar, 7 dagen per week
Het is moeilijk, vindt Petra, om voor zichzelf te reconstrueren waar het nu misging. Wat het moment was: toen ging het fout. "Het voelt allemaal als één grote warboel. Een kluwen. Ook omdat het voor mij als een soort misselijkmakende herhaling van de geschiedenis is. Eerst mijn broer, Rachels oom. Nu mijn dochter, Rachel zelf."
Na de dood van haar oom, kreeg Rachel als jong meisje nog een klap te verwerken. Ze zat in groep acht toen haar vader – van wie Petra toen al een paar jaar gescheiden was – overleed. 11 was ze toen. "Een hartstilstand. In de kerstvakantie. Op de bank. Totáál uit het niets. En hoewel mijn ex en ik niet meer samenleefden, was het echt de beste, de liefste en de fijnste vader die mijn kinderen zich konden wensen. Hij woonde na de scheiding 150 meter bij ons vandaan. Rachel was echt papa's meisje. De kinderen zwierden vrolijk tussen twee thuizen waar ze altijd welkom waren – en wij lieten ze vrij bij wie ze wilden zijn. Hij liet na zijn dood een gat van jewelste achter."
Dijk van een band
Een gat dat niet op te vullen was. Niet met moederlijke liefde. Niet met praten. Niet met leuke dingen doen. "We hadden een dijk van een band. Vol gekkigheid. Rachel was echt aanwezig. Een sterke persoonlijkheid. Stronteigenwijs. Ze moest er altijd tiptop uit zien. Al ik iets leuks had, een vestje, was ik het binnen no time kwijt."
Maar Rachel veranderde. "Ik zeg altijd: mijn kinderen gingen als kind de kerstvakantie in, en ze kwamen er als volwassene weer uit. De onbevangenheid ging er na elk sterfgeval een beetje meer vanaf. En toen kreeg ze, och, zo cliché, verkeerde vrienden. Gebruikte ze een keertje, op haar 13e, XTC op het schoolplein. Gewoon op het schóólplein." Petra neemt een hijs, blaast hoofdschuddend de rook weer uit: "Ik kan er met mijn hoofd niet bij."
En toen: dat terugtrekken. Letterlijk de kamerdeur dicht, maar ook: minder contact. Minder thuis ook. "En áls ze dan thuis was, was het heibel. Ruzie met mij, met haar broer, met haar stiefvader, waar ze het eigenlijk altijd heel goed mee kon vinden."
Een pittig kind
Petra weet: haar dochter was een pittige. Altijd al geweest. Ze kon dingen uitvreten – net te laat thuiskomen, of als kind stiekem snoepjes pakken. En dan had ze van die pretoogjes, zo van: ik wéét dat ik iets heb gedaan wat niet mag. Petra, grinnikend: "Dat had ze van haar vader, dat boefachtige. Als ze dan iets had uitgevroten wat niet mocht, dan sprak ik haar naam in het Spaans uit. 'Raquel!' zei ik dan. Dan wist ze: de rapen zijn gaar."
Maar snoepje jatten, te laat thuiskomen: kinderspel bij wat volgde. Rachels vriendje, een heel lieve jongen, kon haar gedrag niet meer aan, en ging bij haar weg. "Hij was haar grote liefde, hoe jong ze ook was. Dat heeft ze altijd gezegd: 'Mam, hij was goed voor mij'. Daarna trof ze een vriend die niet goed was. Ze ging al gauw helemaal niet meer naar school. Als moeder ga je meteen met je hakken in het zand, 'met hem hoef je niet thuis te komen'. Maar goed. Toen kwam ze dus helemaal niet meer thuis. En als ze er was, zocht ze alleen maar ruzie. Van kwaad tot erger. Schreeuwen, slaan, deuren smijten, spullen kapot gooien, duwen. Ze viel haar stiefvader aan. We hebben een paar keer de politie moeten bellen, die kwam dan de rust in huis herstellen." Een zucht. Dan: "Weet je hoe pijnlijk dat is? Dat je de politie moet bellen vanwege je eigen kind?"
Petra zegt het wel een paar keer in het gesprek. 'Het is je kínd.' Dat maakt de hele situatie zo ongelooflijk paradoxaal. Ze wilde haar kind in haar armen houden, wiegen tot het in slaap valt, helpen tot het geholpen is. Maar datzelfde kind maakte het gezinsleven onmogelijk. Het stal, schopte, schold, beledigde, dronk – alcohol, maar dus ook iets anders. "Je kon het meteen zien aan haar ogen, dat ze iets had gebruikt. Die hadden altijd iets liefs, behalve als ze had gebruikt."
Oordeel van buitenaf
Petra heeft 'geluld als Brugman'. Met haar dochter, met hulpverleners, de huisarts, Jeugdzorg. "Maar Rachel was ondertussen zestien, steeds onhandelbaarder. Niet te kooien. Ze ging het huis uit, het ging niet meer, ze ging samenwonen met haar vriendje. Het was heel hard. Je eigen kind uit huis zetten. Keihard. Maar we konden haar niet meer handelen, jeugdzorg kon niets meer voor ons betekenen en de vicieuze cirkel moest doorbroken worden. Mensen van buitenaf zeggen heel snel: 'Je zet je eigen kind niet op straat'. En dan denk ik: nee, wacht maar tot je kind een draak is geworden en je leven onleefbaar maakt. Jarenlang."
Het contact verwaterde. Ze wilde niets meer met haar moeder te maken hebben. Petra keek continu op straat of ze haar zag. Die bos blonde haren. Haar houding, vrouwelijk maar ook stoer. Haar schouders – soms hangend, soms fier omhoog, het was maar net hoe haar koppie stond. "Ze belde een keer op. Huilend."
'Mama, ik moet hier weg'.
'Lieve schat, waar zit je dan?'
'Bij de oom van die jongen. Maar het gaat helemaal fout. Met drugs enzo.'
Petra in de auto, naar haar dochter toe. "Ik schrok me kapot. Ik zag een lijkbleek meisje. Ingevallen gezicht. Doffe haren – terwijl ze altijd van de make-upjes en de shampootjes en de krultang was. Ondervoed, dun, mager gewoon. Ze huilde met haar hoofd op mijn schoot. Ze was misbruikt en verkracht, daar, in dat huis, de relatie was gewelddadig. Het is heel gek, maar ik was toen ook opgelucht: ik krijg mijn kind weer terug."
Die gedachte, mijn kind is weer terug, heeft Petra de jaren daarna nog meerdere keren gehad. Ze komt weer terug. Ze komt weer terug. "Elke keer als ze weer contact opnam, voor geld, of voor onderdak, dacht ik even: daar is ze weer. En elke keer zei ik: 'Maar dan ga je wel afkicken. Zorg dat je niet de kant van je oom op gaat."
In de kliniek
Heel lang wist Petra niet wat dat 'iets' was, tot haar ex-vriendje aanbelde – 'ik moet iets met je bespreken'. Of Petra wist dat haar dochter aan de drugs zat? "Ik had geen idee. Het wonderlijke van Rachel was dat ze altijd gewoon een baan had, in de thuiszorg, ze poetste kantoren. Ze heeft altijd gefunctioneerd, dus ik dacht: dan kun je toch geen junk zijn? Ik wist overigens niet eens wat GHB was. Waar stáán die letters voor? Toen ben ik gaan googelen. En sliep ik niet meer. Ik had nooit gedacht dat ik dit, na mijn broer, nóg een keer zou meemaken."
Het aantal keren dat Rachel in een afkickkliniek belandde – en er ook weer vandoor ging: niet meer op twee handen te tellen. "Als ze dan afkickte, was mijn kind weer terug. Die grappige, ondeugende, maar ook zorgzame dochter. Die altijd stiekem mijn kleren pikte, die haar veel beter stonden dan mij. En dan kon ik naar haar kijken, vol trots, en dan kon ik denken: mijn meid. Dat is míjn meid."
Wat die troep kan doen
Maar die meid verdween ook weer. "Het is niet te bevatten wat die troep kan doen. Ze sloot zich vaak op. Alleen maar vol in gebruik. Ik weet nog dat ze een keer was opgenomen in een kliniek, Brendon en ik hadden haar een tijdje niet gezien, ze belde ons, we mochten haar bezoeken. We kwamen aanlopen, er zat iemand op een bankje, 'dat is ze toch niet?', zeg ik tegen mijn zoon. 'Jawel mama', zei hij. 'Dat is ze wel'."
Een oude, verschrompelde vrouw. Een meisje waar niets meer van over was. Zo mager. Donkere kringen onder de ogen. "En alléén maar bezig zijn met GHB. Ze was echt zwaar verslaafd, om de drie uur moest ze haar milliliters hebben anders trok ze het niet meer. Ze werd ook agressief, in de kliniek, vooral als ze zucht kreeg – zoals dat dan heet. Zin in die drugs. Zin is niet eens het goede woord. Drang. Hang. Een niet te stoppen lust."
Thuis – als ze een thuis had, want dat wisselde nogal – zat aan de de randen van de pannen het GHB-goedje aan elkaar gekoekt. Af en toe appte ze Petra, 'mam, ik heb niets te eten', en dan ging Petra erheen met een paar tassen vol boodschappen. "Ik gaf geen geld. Ik weigerde om haar verslaving te financieren. Maar ik gaf wel eten. Het is je kínd hè."
Ik sluit haar op en laat haar nooit meer gaan. Hoe vaak Petra dát wel niet heeft gedacht. "Maar als ik haar de rest van haar leven had moeten kooien, was ze doodgegaan van ellende. In de kliniek flikte ze ook elke keer iets, waardoor ze haar weer buiten zetten. Prikte ze iemand met een vork. Kon ze weer gebruiken."
Soms was ze maanden clean. "Dan hadden we momenten vol gekkigheid. Zaten we in mijn Fiatje 500, dak eraf, reden we door de stad, meeblèren met ons lievelingsliedje, Tuintje in mijn hart. Ze kon het wel. Maar dan liep ze weer ergens in Eindhoven, kwam ze iemand tegen van wie ze ooit drugs kreeg, en weg was ze. En dan was ze bang. Ze was zo bang. Dat ze zich niet kon inhouden. Dat het mis zou gaan. Dat ze dood zou gaan. Ze heeft meerdere malen op het randje gebalanceerd."
Doodsbang voor de dood
En dat is dus zo gek, zegt Petra. "Iemand is doodsbang om te sterven, maar kán ook niet stoppen. Dát is verslaving."
Vlak voor haar dood belandde ze met hartproblemen in het ziekenhuis. Petra vond haar, daar gáán we weer, dacht ze – flashbacks naar haar broer. Ze maakte foto's van Rachel in het ziekenhuisbed, aan het infuus, niet bij zinnen. "Zodat ik haar kon laten zien: kijk, meisje, dit ben jij. Bijna dood."
Een doemscenario, voor Rachel en haar moeder, 'mama, ik wil niet dood', zei ze, huilend, maar ze zei ook: 'Ik zie dat ik daar lig, maar ik kan niet geloven dat ik dat ben. Ik ben dat niet'. Rachel liep weg uit het ziekenhuis, ze trok haar infusen eruit, belandde bij een vriend, brak in bij een autogarage om aan geld te komen en werd door de politie aangehouden. "Op camerabeelden heb ik later mijn zwalkende dochter gezien. Mijn kind was zó ver heen."
De politie bracht haar niet naar het ziekenhuis, maar naar een daklozenopvang in Apeldoorn. "Dat was ook zoiets", zegt Petra. "Dat drugsgebruik, en die slechte vrienden, en die klinieken, brachten haar naar alle plekken in Nederland. Ik had soms niet eens meer een idee van in welke stad of provincie ze was."
In de daklozenopvang kreeg Rachel via-via drugs, om 22.00 uur 's avonds nam ze een dosis, waar ze uit kwam met een psychose. Daarna heeft ze nog een dosis genomen, in haar psychose. Ze was de enige vrouw daar, dus had het rijk voor zich alleen. Ze voelde zich niet goed, ging naar de wc, en viel vlak voordat ze daar was, op de grond. Daar stierf Rachel. "Helemaal alleen", zegt Petra zacht. "Dat vind ik zo erg. Mijn meisje. Op die koude, harde vloer. Helemaal alleen."
Hád ik maar
"Daar zit mijn pijn. Dat ik denk: had ik haar maar naar huis gehaald. Had ik nog gezegd: 'Wat is je laatste wens?' Zoals je doet met zieke mensen. Want ze wás ziek. Had ik dat met haar gedaan. Dan waren we naar de dealer gereden, dan had ik haar in de armen kunnen nemen. Ook al is zoiets misschien strafbaar, en niet ethisch, dan was mijn kind niet alleen geweest. Dan had ik kunnen zeggen: ik wil niet dat je gaat maar ik snap het. Ga maar slapen. Het is goed. Je bent op."
Ze was een straatkatje en ze is als een straatkatje gestorven.
"Agenten kwamen aan de deur, mijn man liet ze binnen, 'het is gedaan, hè', zei ik. Ze knikten. De wereld zakt onder je voeten vandaan."
Rachel kwam thuis. Ze lag in de kist met Petra's kleren aan, 'omdat ze toch altijd met d'r neus in mijn kledingkast zat'. "En weet je wat zo mooi was? Ze was dood net zo eigenwijs als toen ze nog leefde", lacht Petra. "De uitvaartondernemer kreeg haar hoofd niet recht gelegd." En ze zal nooit vergeten dat ze haar dochter een bh'tje aan wilde trekken. "De uitvaartondernemer zei: 'Dat hoeft niet, want ze ligt in een kist en borsten verdwijnen als eerste als een lichaam dood is'. Maar mijn dochter droeg altijd push-up bh's, hield van een mooi decolleté, wilde altijd 'grotere tietjes', dus ik zei: 'Mijn kind gaat mét tietjes de kist in'."
Het afscheid was mooi, intiem, droevig, pijnlijk, warm – een cocktail aan emoties. De rouw is dat ook. Er zit woede, 'dat dat spul überhaupt bestáát', pijn. "In het begin huil je openlijk. Maar je open verdriet wordt stil verdriet. Je wacht tot je man naar bed is en dan ga je huilen. Je wacht tot er niemand in de buurt is en dan ga je huilen. Met kerst, met verjaardagen: je probeert het gezellig te houden en als iedereen weg is dan ga je huilen."
Vechten tegen stigma's
Sinds Rachel dood is vecht Petra tegen stigma's en vooroordelen. "Mensen zeggen heel snel als ze zoiets horen: 'Het zal je kind maar zijn'. Er wordt achter je rug om geluld. Dat voel ik. 'Zal wel de opvoeding zijn. Zal thuis wel iets niet goed zijn.' Tuurlijk: veel van deze kinderen hebben wel ergens een trauma, een medische achtergrond, maar verslaving is ook iets wat je overkomt. En als ouder overkomt het je ook."
Daarom vertelt Petra haar verhaal, samen met andere ouders met een kind dat overleed aan verslaving. Het boek Het zal je kind maar zijn heeft deze verhalen gebundeld en komt in mei uit. "Er waren mensen die zeiden: 'Het is misschien ook een opluchting dat ze er niet meer is, dan kun jij verder met je leven'. Aan die mensen zou ik willen vragen: lees ons verhaal. En ook de mensen die zeggen: 'Je gooit eigen kind niet op straat': lees het. En besef dat ik als een leeuwin voor mijn kind heb gevochten, maar dat wij werden verscheurd. En dat kwam niet door mij. Niet door Rachel. Dat kwam door die troep."
Zes Rachel-loze jaren zijn er nu voorbij. Het gaat met vallen en opstaan, met hulp van de psycholoog, EMDR-therapie voor haar flashbacks, met vrienden, familie, haar kleinkinderen ('de grootste zonnestraaltjes') en knutselen. Ze is creatief, handwerkt veel. Gedachten verlaten zo via haar handen haar hoofd. "Het wordt langzaam lichter."
Het helpt Petra. En ook: erover praten. Het delen. Andere ouders te helpen. "Ik schaam me nergens voor. Nu ik mijn verhaal weleens in de media doe, komen mensen naar me toe: 'Ik durf het bijna niet te zeggen maar die zoon van mij is ook verslaafd.' En ook: keurige gezinnen hè. Niks aan de hand. Eén pilletje kan te veel zijn. Kan een kind de dood in jagen."
De dood – het klinkt zo hard, zo kil. Zo eindig. En dat is het ook. Maar, Petra beseft steeds meer: haar kind heeft wel rust. Het straatkatje is vrij.
Zondaginterview
Elke zondag publiceren we een interview in tekst en foto's van iemand die iets bijzonders doet of heeft meegemaakt. Dat kan een ingrijpende gebeurtenis zijn waar diegene bewonderenswaardig mee omgaat. De zondaginterviews hebben gemeen dat het verhaal van grote invloed is op het leven van de geïnterviewde.
Ben of ken jij iemand die geschikt zou zijn voor een zondaginterview? Laat het ons weten via dit mailadres: zondaginterview@rtl.nl
Lees hier de eerdere zondaginterviews.