Vooroordelen jagen mannen de kinderopvang uit: 'Mijn zoontje was gek op hem'

Slechts een half procent van de medewerkers in de kinderopvang is man. En wie als man wél 'op de groep' staat, krijgt geregeld te maken met wantrouwen en vooroordelen van ouders. Sommigen vertrekken juist daardoor, zoals de werknemer bij de opvang van de zoon van Mitchell: "Mijn zoontje was zo gek op hem."
In de inbox van Mitchell van de Laar belandde vorige week een mail van de medewerker van de opvangorganisatie waar zijn zoontje zit. "Sommige ouders kunnen het nog altijd niet waarderen dat er een man op de groep staat. Mede om die reden heb ik besloten te stoppen in de kinderopvang", schreef de man.
21ste eeuw
Zijn vertrek raakte Mitchell. "Hoe kan het dat we in de 21ste eeuw nog te maken hebben met een wereld waarin een man, die jaren gestudeerd heeft om zijn vak als kinderopvangmedewerker te leren, uiteindelijk besluit zijn functie neer te leggen omdat er ouders problemen mee hebben dat hij een man is?"
Zijn zoontje was gek op de pedagogische medewerker. "Zo gek, dat hij zelfs ooit uit zichzelf een tekening van hem maakte, want hij was zijn maatje!"
Teleurgesteld en geschokt schreef hij de frustratie van zich af op LinkedIn. Het bericht zorgde voor veel verontwaardiging en maakt volgens Ruben Fukkink, hoogleraar kinderopvang, weer eens duidelijk dat Nederland nog steeds niet hersteld is van het trauma rond de zedenzaak van Robert M.
Eind 2010 kwam aan het licht dat tientallen baby's en peuters waren misbruikt door Robert M., een kinderoppas en medewerker van kinderdagverblijf 't Hofnarretje in Amsterdam. Hij zou ook zelfgemaakt beeldmateriaal van het misbruik hebben gedeeld met contacten over de hele wereld.
"Na deze affaire heeft er een verschuiving plaatsgevonden", zegt hoogleraar Fukkink. "Kinderopvangorganisaties wilden het gevoel van onveiligheid bij de ouders wegnemen door mannelijke pedagogische medewerkers een plek te bieden op de buitenschoolse opvang (bso). Daar zijn kinderen, van 4 tot 12 jaar, wat ouder en wat weerbaarder. Het land was in shock en de kinderopvang wilde veiligheid bieden. We zijn nu tien jaar verder, maar er is sindsdien niet veel veranderd."
Achterdochtig
Volgens Gjalt Jellesma, voorzitter van de Belangenvereniging van Ouders in de Kinderopvang (BOink), zien ouders nog steeds liever geen mannelijke medewerkers in de kinderopvang. "We horen het wat minder dan tien jaar geleden, maar sinds het 'jaar van het Hofnarretje' blijft er een zekere achterdocht hangen. Een man die tussen de kleine kinderen werkt voelt voor ouders toch ongemakkelijk, dat is simpelweg een feit."
Jellesma betreurt het. "Die vooroordelen zijn hardnekkig en moeilijk te bestrijden. We proberen als brancheorganisatie uit te leggen dat het ook belangrijk is dat er mannen werken, maar wij kunnen die vooroordelen niet wegnemen. Het is een probleem dat maatschappelijk breed speelt, zoals er ook meer vrouwelijke verpleegkundigen zijn."
In de kinderopvang is het verschil tussen man en vrouw volgens hem 'pijnlijk' zichtbaar. "Het blijft ergens wringen dat we als vaders gewoon luiers mogen verschonen, maar dat dit in de kinderopvang als iets bijzonders of zelfs verdachts wordt gezien."
Op een voetstuk plaatsen
Mannen die in de kinderopvang werken, krijgen volgens hoogleraar Fukkink verschillende opmerkingen te horen. Van 'Wat fijn dat je er bent' en 'Wat goed dat jij een rolmodel bent voor de jongens en de meisjes' tot 'Wat fijn dat jij mijn collega bent, jij zorgt voor een andere werkdynamiek'.
Maar ook: 'Ik moet eraan wennen dat jij een klein kind op schoot hebt.' Wat Fukkink dan ook vaak van de mannen te horen krijgt, is dat ze 'gewoon gewoon' willen zijn. "Ze willen niet raar aangekeken worden omdat ze met kinderen werken, maar willen ook niet op een voetstuk worden gezet. Als je elke dag bijzonder wordt gevonden, is dat ook heel vermoeiend."

Nietszeggende opmerkingen kunnen je werkplezier gaan beïnvloeden. "Dingen als: 'Wat bijzonder dat jij dit werk doet', of 'Waarom doe je geen ander werk?' Opmerkingen die je dag in, dag uit hoort, één, twee, drie keer per dag, kruipen onder je huid. Ze stapelen zich op en laten sporen na."
Diepe impact
Het is volgens hem een vorm van 'minderhedenstress'. "Wat we weten uit onderzoek is dat het gevoel anders behandeld te worden – of niet gewaardeerd of zelfs gediscrimineerd – diepe impact kan hebben. Je voelt als het ware de ogen in je rug prikken. Dat stigma, die constante twijfel of afwijzing, kan zich langzaam in je hoofd nestelen. In het begin ervaar je het misschien incidenteel, maar na verloop van tijd word je er steeds gevoeliger voor. Je gaat denken: misschien ben ik toch raar, misschien hoor ik hier niet. Je werkplezier verdwijnt, en het gevoel van welbevinden brokkelt af. Uiteindelijk blijf je thuis of zeg je gefrustreerd je baan op."
Zowel hoogleraar Ruben Fukkink als BOinK-voorzitter Gjalt Jellesma vindt: het is tijd dat we mannen in de kinderopvang niet langer als uitzondering zien, maar als vanzelfsprekend. "Want vooroordelen jagen waardevolle mensen de sector uit, terwijl kinderen juist profiteren van diversiteit in de groep. Of iemand nu man of vrouw is, zou er uiteindelijk maar één ding moeten tellen: de kwaliteit van de zorg."