Amnesty roept op verwoesting Libanese infrastructuur door Israël te onderzoeken als oorlogsmisdaad

Mensenrechtenorganisatie Amnesty International zegt dat Israëlische troepen in Libanon op grote schaal panden en andere eigendommen van burgers, moskeeën en boeren opzettelijk hebben verwoest zonder dat daar een directe militaire aanleiding voor was. En daarom is onderzoek nodig naar die verwoestingen als potentiële oorlogsmisdaden, aldus de organisatie.
Volgens een onderzoek dat door Amnesty zelf is uitgevoerd werden tijdens de Israëlische invasie van Zuid-Libanon zeker 10.000 panden verwoest of beschadigd door het Israëlische leger. Dat gebeurde in de periode van 1 oktober 2024 tot 26 januari 2025.
De mensenrechtenorganisatie meldt dat onder de verwoeste infrastructuur en voorzieningen moskeeën, begraafplaatsen, voetbalvelden, wegen, landbouwgronden en parken waren. Zo werden tientallen grensdorpen in Libanon weggevaagd, zag ook defensiespecialist Peter Wijninga destijds:
De infrastructuur werd met explosieven en bulldozers kapotgemaakt. Dat gebeurde veelal in gebieden die al onder Israëlische controle stonden, waaronder dorpen in de grensgebieden. Volgens het Israëlische leger werd de infrastructuur verwoest om 'toekomstige aanvallen te belemmeren of tunnels en wapendepots van Hezbollah te vernietigen'.
Verder onderzoek nodig
Maar volgens Amnesty heeft de vernietiging 'hele gebieden onbewoonbaar gemaakt en talloze levens verwoest'. Het verwoesten van civiele infrastructuur zonder directe militaire noodzaak is volgens de organisatie in strijd met het internationaal humanitair recht. De angst voor eventuele toekomstige aanvallen rechtvaardigt al die verwoestingen niet, stelt de organisatie. En daarom wil Amnesty dat de verwoestingen verder onderzocht worden als potentiële oorlogsmisdaden.