Jacht op belastingontwijkers

Minstens 15 procent winstbelasting voor multinationals, gaat dat wel werken?

Door Chris Koenis··Aangepast:
© AFPMinstens 15 procent winstbelasting voor multinationals, gaat dat wel werken?
RTL

Om vat te krijgen op belasting ontwijkende multinationals, moet straks een internationaal belastingtarief van 15 procent gelden op bedrijfswinsten. Is dat een zegen voor de staatskas, of toch meer een doekje voor het bloeden? Vijf vragen en antwoorden.

Begin even bij het begin, wat is winstbelasting ook alweer?

Winstbelasting (of vennootschapsbelasting) is de belasting die in een land wordt geheven over de winst van een onderneming. Naast bv's en nv's moeten ook sommige stichtingen en verenigingen deze taks betalen als zij naar winst streven of concurreren met ondernemers.

Voor een Nederlands bedrijf gelden twee tarieven. Het lage tarief, dat dit jaar is verlaagd van 16,5 procent naar 15 procent en geldt voor winsten tot 245.000 euro (in 2022 wordt dit verhoogd tot 395.000 euro). En het hoge tarief van 25 procent over alle bedragen daarboven.

Maar in de praktijk zijn er vooral voor de grootste bedrijven de nodige uitzonderingen. Zij mogen bijvoorbeeld verliezen en kosten die hun dochterbedrijven in het buitenland maken aftrekken (denk aan Shell) of ze kunnen aanspraak maken op de zogenoemde innovatiebox, die innovatieve ondernemers lager belast over hun winst, sinds dit jaar gaat het om 9 procent.

Shell geeft toe: jarenlang geen winstbelasting betaald in Nederland
Lees ook

Shell geeft toe: jarenlang geen winstbelasting betaald in Nederland

Maar betalen multinationals dan geen winstbelasting?

Jawel, maar vooral op plekken waar deze zo laag mogelijk is. Dat heet met een vriendelijk woord 'belastingarbitrage' en met een wat minder vriendelijk maar duidelijker woord 'belastingontwijking'. Het komt erop neer dat geld via complexe constructies wordt verschoven naar (of via) landen zoals de Britse Maagdeneilanden, Bermuda, de Kaaimaneilanden en zelfs EU-landen zoals Luxemburg, Ierland en zeker ook Nederland.

Het schuiven met winsten is legaal, maar is veel politici en organisaties een doorn in het oog. Zij willen nu een wettelijk minimumtarief instellen van eerst 21 en inmiddels 15 procent winstbelasting voor multinationals met een omzet van meer dan 750 miljoen euro.

Het initiatief komt uit de koker van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO), een economische denktank van 38 rijke landen. Het wordt vandaag en morgen in Londen besproken door de G7, waarin machtige industrielanden zitten zoals Duitsland, Japan en de VS.

Dat land is onder president Biden een warm pleitbezorger van het plan. Er is daardoor plots optimisme ontstaan.

Ook zij hebben namelijk last van de 'race naar de bodem' waarbij landen hun belastingtarieven telkens een stapje verlagen als poging om te voorkomen dat bedrijven naar het buitenland vertrekken. Ter vergelijking: in de jaren 90 betaalden Europese bedrijven gemiddeld nog zo'n 40 procent winstbelasting.

Klinkt wel als een goed idee dus, zo'n minimumtarief?

"Op zich wel", zegt hoogleraar economie en overheidsfinanciën Bas Jacobs. "Maar het hangt er wel sterk vanaf of ook landen buiten de G7 meedoen." Hij noemt het aanbrengen van een bodem een 'positief plan' dat de meest schadelijke vormen van belastingconcurrentie zal stoppen.

Jacobs: "Idealiter doen natuurlijk alle landen mee. Maar ook als dat niet zo is, zoals ik verwacht, dan zullen landen met een minimumtarief toch minimaal 15 procent belasting heffen over de winsten van dochterbedrijven in belastingparadijzen."

Wat staat er precies in het voorstel dat de G7 bespreekt?

Dat is los van het genoemde belastingtarief van 15 procent nogal vaag. Het lijkt erop dat dit tarief alleen gaat gelden voor landen waar hoofdkantoren van multinationals zitten. "Dat zijn over het algemeen de rijkere landen die vooral hun eigen belastinggrondslag willen behouden", zegt Arnold Merkies, oud-Kamerlid voor de SP en tegenwoordig coördinator van de Nederlandse tak van het Tax Justice Network dat campagne voert tegen belastingontwijking.

Hij vreest dat ontwikkelingslanden de boot zullen missen. "Hun belangen zijn helemaal niet vertegenwoordigd en daar zit best een probleem." Ook wijst hij op het risico van het verlagen van het minimumtarief van 21 naar 15 procent. "Dat kan een race naar de bodem ook versterken. Landen die nu een hoger tarief dan 15 procent heffen, gaan dan op het minimum zitten. Een averechts effect dus."

"De belangen van ontwikkelingslanden zijn niet vertegenwoordigd."

Hoe lang gaat dit nog duren?

Dat hangt er vanaf. De onderhandelingen over een hardere aanpak van belastingontwijking zijn complex en kunnen niet zomaar eenzijdig door de rijke G7-landen worden opgelegd. Mochten zij het deze dagen eens worden, stappen zij waarschijnlijk eerst naar de G20, waarvan ook China en de EU lid zijn, en vervolgens weer terug naar de nog grotere OESO om er definitief een klap op te geven - vermoedelijk in oktober.

Pas daarna komen de kleinere landen aan bod, die ook nog dwars kunnen gaan liggen. Al is hoogleraar Jacobs positief gestemd. "Als de machtigste landen in de wereld dit voorstel omarmen, wordt het moeilijker voor kleinere landen om nee te zeggen."

Aan dat laatste wordt alvast gewerkt. De Amerikaanse president Biden heeft Paschal Donohoe, de Ierse minister van Financiën en voorzitter van de Eurogroep, een plek aan de G7-tafel gegeven in Londen. Want ook het onder multinationals populaire Ierland (12,5 procent winstbelasting) zal mee moeten.

Lees meer over
Janet YellenBruno Le MaireJoe BidenBelastingontwijkingG7Geopolitiek