Noorden snakt naar de Nedersaksenlijn: 'Het zou mij enorm schelen in reistijd'
Sneller naar je studie of je werk, duizenden huizen extra en volop economische kansen. De Nedersaksenlijn is hard nodig, zeggen ze in het noorden. Of de treinverbinding van Groningen naar Enschede er daadwerkelijk komt, is nog de vraag. Ook al wordt de spoorverbinding expliciet genoemd in het hoofdlijnenakkoord.
Al jaren staat de spoorlijn met potlood uitgetekend: een directe verbinding tussen Groningen en Twente. Deels via bestaand spoor, deels via de opgeknapte museumspoorlijn tussen Stadskanaal en Veendam. En er moet een nieuw tracé aangelegd worden tussen Stadskanaal en Emmen. Dat is een afstand van - hemelsbreed - zo'n 30 kilometer.
Een flink prijskaartje
Om de Nedersaksenlijn werkelijkheid te laten worden, is minimaal 1,7 miljard euro nodig, schreef staatssecretaris Chris Jansen onlangs aan de Tweede Kamer. Voor de meest uitgebreide variant lopen de kosten nog verder op, tot zeker 5 miljard euro.
Een flink prijskaartje. Toch is deze spoorlijn hard nodig, zeggen ze in het noorden van het land. "We zitten in deze regio vaak aan de verkeerde kant van de streep als het om welvaart gaat", zegt burgemeester Klaas Sloots van Stadskanaal. "Deze spoorlijn gaat ons enorm helpen om die welvaart te verbeteren. En de spoorlijn verbindt mensen, verbindt onderwijsinstellingen en verbindt dit stuk Nederland met de rest van het land."
De Nedersaksenlijn kan ook bredere voordelen opleveren, zoals bijdragen aan het oplossen van de woningnood. Een betere verbinding met de Randstad kan de bouw van woningen een impuls geven, zegt burgemeester Sloots. De provincie Groningen verwacht liefst 50.000 woningen extra te kunnen bouwen, vooropgesteld dat de snelle spoorverbinding er komt.
Ook biedt de lijn kansen voor nog eens 600 hectare aan bedrijventerreinen. "Als je niet verbonden bent met een spoor, dan mis je heel veel economische kansen."
'De bus duurt te lang'
Iemand die snakt naar de Nedersaksenlijn is Kylian Luik (23). Hij woont in Tweede Exloërmond (net onder Stadskanaal) en werkt in Groningen. Forenzen doet hij - noodgedwongen - met de auto. "Met het openbaar vervoer is het echt niet te doen. Met de bus ben je 1,5 uur tot 2,5 uur bezig om in de stad te komen. Dat duurt eigenlijk gewoon te lang."
De treinverbinding zou hem een stuk sneller op zijn werk brengen. "Het stukje van Ter Apel naar Groningen zou 40 minuten kosten. Ter Apel is hier 10 minuten vandaan met de auto. Stap je daarna op de trein, dan ben ik dus met 50 minuten in Groningen. Tel er 10 minuten bij om op werk te komen en dan kost het me een dik uur in vergelijking tot de soms wel 2,5 uur per busrit. Dat scheelt voor mij heel erg veel."
De busverbinding met zijn woonplaats is een van de redenen dat zijn studententijd weinig voorstelde qua feestjes. "Want ja, die rijdt maar tot zo laat." Ook iets simpels als van en naar school gaan, wordt een stuk makkelijker met een treinverbinding, zegt Luik. "Als je geen auto hebt, wordt studeren toch best heel lastig als je hier woont."
Brede plaatje
Maar dat is niet het enige, zegt hij. "Het gaat ook om zoiets simpels als sneller van Ter Apel naar Emmen komen, of dat ook later op de dag kunnen doen."
Het is echt een enorme impuls voor de economie in dit gebied, benadrukt burgemeester Sloots. "En als de economie aantrekt, betekent dat ook weer heel veel voor de mensen, de banen, woonruimte, scholen die met elkaar worden verbonden. Het brede plaatje dus."
Voor de dieren is het minder leuk
Dat een spoorlijn voor de economische ontwikkeling van de regio goed nieuws is, daar wil Wout Neutel wel aan. Maar voor de natuur is het een minder florissant vooruitzicht, zegt het hoofd Staatsbosbeheer Drenthe tegen RTL Nieuws. Het tracé loopt dwars door twee grote bosgebieden, die dan gescheiden zouden worden door de rails, hoogstwaarschijnlijk met hekken eromheen. "Anders krijg je onveilige situaties en verkeersslachtoffers."
Maar een hek belemmert dieren wel de doorgang, en dat is niet goed voor de biodiversiteit, zegt Neutel. Hij pleit dan ook voor tunneltjes (voor de kleinere zoogdieren) en faunapassages (voor bijvoorbeeld reeën). "Dan kunnen de dieren vrijuit wisselen van woongebied en hebben ze meer bestaanszekerheid."