Waarom de prijzen van iPhones (en andere apparaten) niet met de inflatie meestijgen

Oké, voor een goedkope telefoon moet je nog steeds niet bij Apple zijn. De iPhone 17 is beschikbaar vanaf 969 euro, (afhankelijk van de opslagruimte) de iPhone Air is vanaf 1.229 euro te krijgen, en de iPhone 17 pro is vanaf 1.329 euro de jouwe. 

Maar als de prijsstijgingen van iPhones van de afgelopen jaren naast de inflatie in dezelfde periode worden gelegd, dan valt de prijs van de iPhone nog wel mee. Zeker als in ogenschouw wordt genomen dat Apple te maken heeft met onrust op het economische wereldtoneel, die mede door de Amerikaanse president Donald Trump veroorzaakt is.

iPhone vs inflatie

In september 2021 was de net gepresenteerde iphone 13 vanaf 909 euro verkrijgbaar. In vier jaar is de prijs van de 'standaard iPhone' dus met bijna 7 procent gestegen. Dat staat niet in verhouding met de inflatie die juist vanaf begin 2022 in Nederland, maar ook in de VS veel harder opliep. 

Apple merkte ook wel wat van de inflatie, en voelde zich in 2022 genoodzaakt om de prijzen aanzienlijk te verhogen. De iPhone 14 was toen vanaf 1019 euro verkrijgbaar. Dit bleek een uitschieter. De prijs voor de standaard iPhone ligt nu weer lager. 

Betere telefoon

En dan heb je met de iPhone 17 een betere telefoon dan toen. Zo is-ie, volgens Apple, sneller, is de camera beter en kan de telefoon meer. 

Het komt er dus op neer dat je voor hetzelfde bedrag nu een betere iPhone krijgt dan jaren geleden. Dit geldt overigens niet alleen voor iPhones en andere smartphones, maar ook voor bijvoorbeeld televisies, laptops en allerlei andere (elektrische) apparaten en spullen. 

Dit fenomeen laat zich het beste samenvatten als technologische deflatie. De verklaring voor 'goedkoper wordende' apparatuur is technologische ontwikkeling. "Door technologische vooruitgang, kunnen productiekosten worden bespaard, of kan bijvoorbeeld voor elke gewerkt uur een krachtigere chip of grotere opslagruimte worden geproduceerd", schreef ING vorige maand.

Prijs kapper

De bank maakt een vergelijking met arbeidsintensieve diensten als de kinderopvang en een knipbeurt bij de kapper. Dertig jaar geleden betaalde je bijvoorbeeld veel minder geld voor hetzelfde kapsel (tenzij je in de tussentijd kaal bent geworden). De kapper is misschien iets sneller gaan werken, maar zijn/haar loon is een stuk harder gestegen. Net zoals de kosten voor materialen en de kapsalon zelf.

Ook bedrijven zoals Apple hebben natuurlijk te maken met gestegen kosten voor personeel en materialen, maar die stijging staan niet in verhouding tot de technologische ontwikkeling.

Eerlijk is wel om te vermelden dat Apple in vergelijking met andere merken nog steeds relatief dure smartphones verkoopt. Zeker, omdat het naast de 'standaard' iPhone ook een nieuwe telefoon heeft gepresenteerd. De eerdergenoemde iPhone Air kost dus ruim 1.200 euro. 

De iPhone 17 zelf, en de Pro (Max)-modellen, borduren voort op de voorgaande modellen. Deze achterblijvende vooruitgang is misschien wel een andere reden dat de iPhones niet hard in prijs zijn gestegen. De laatste standaardmodellen lijken qua uiterlijk allemaal op elkaar, en de baanbrekende ontwikkelingen bleven uit.

iPhone uitontwikkeld? 

Het bleef bij betere batterijen, camera's en chips. Futiliteiten voor degene die hoopte op grote veranderingen. Meer van hetzelfde, was het gevoel. Het had er iets van weg dat de iPhone voor een groot deel uitontwikkeld was, net zoals andere smartphones. 

En het is ook niet zo dat Apple helemaal niet aan de prijsverhogingen doet. Tien jaar geleden presenteerde het bedrijf de iPhone 6S en 6S Plus. De prijs voor die smartphone begon bij 749 euro. Toch ruim 200 minder euro dan de nieuwste iPhone dit jaar. Maar ja, met die smartphone van tien jaar geleden, zou je nu niet ver meer komen.

Door de door Donald Trump ontketende handelsoorlog ,dreigden iPhones in Amerika een stuk duurder te worden.