'Ongekende daling' mentale gezondheid meisjes
De mentale gezondheid van tienermeisjes is de afgelopen vier jaar hard achteruitgegaan. Het percentage meisjes in het voortgezet onderwijs dat zegt met emotionele problemen te kampen, is tussen 2017 en 2021 gestegen van 28 naar 43 procent. Onder meisjes uit groep 8 ging het ook al omhoog, van 14 naar 33 procent. Onderzoekers hebben het over een 'ongekende daling in mentale gezondheid'.
Dat staat in het onderzoeksrapport Health Behaviour in Schoolaged Children (HBSC), dat morgen aan koningin Máxima wordt aangeboden. Meisjes rapporteerden in 2021 niet alleen veel meer emotionele problemen dan vier jaar eerder, maar ook meer gedragsproblemen, hyperactiviteit en aandachtsproblemen. "Er is reden tot zorg", zegt hoofdonderzoeker Gonneke Stevens van de Utrecht Universiteit.
De achteruitgang hangt 'waarschijnlijk voor een aanzienlijk deel' samen met de coronacrisis. Ook onder jongens ging de mentale gezondheid erop achteruit, maar dat staat volgens de onderzoekers niet in verhouding met de ontwikkelingen bij de meisjes.
Internationaal onderzoek
Het HBSC-onderzoek wordt sinds de eerste meting in 2001 elke vier jaar uitgevoerd door onderzoekers van de Universiteit Utrecht, het Trimbos-Instituut en het Sociaal en Cultureel Planbureau. Het is een internationaal onderzoek dat sinds 1983 in opdracht van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) wordt gedaan in meer dan 50 landen in Europa en Noord-Amerika, om zo een beeld te krijgen van het welzijn van jongeren.
Voor dit onderzoek zijn 1800 jongeren gevolgd tussen de 11 en 16 jaar.
Volgens Stevens moeten deze cijfers alarmbellen doen rinkelen. "We hebben sinds 2001 nog nooit zo'n grote stijging gezien. We willen het signaal afgeven dat er in 2021 echt veel meer emotionele problemen zijn dan daarvoor."
Prestatiedruk
Naast de emotionele problemen ervaren meisjes ook grote prestatiedruk op school. Waar in 2001 16 procent van de jongeren in het voortgezet onderwijs aangaf veel druk te ervaren door schoolwerk, is dit in 2021 opgelopen tot 45 procent.
Hoewel bij deze cijfers ook jongens betrokken zijn, hebben meisjes er vaker onder te lijden. "Voor meisjes is presteren belangrijker dan voor jongens. Dat zagen we altijd al, maar nu in een nog sterkere mate. Dit is voor meisjes dus een ongunstigere ontwikkeling dan voor jongens", zegt Stevens.
Hoewel meisjes harder getroffen zijn, geldt voor beide groepen dat ze hun leven lager beoordelen dan in vorige jaren. Uitgedrukt in een cijfer: gemiddeld geven jongeren nu een 7,1 aan hun leven. Dat cijfer is nog nooit zo laag geweest als in 2021. De jaren daarvoor was het een 7,5 en in 2001 nog een 8.
Coronacrisis
Volgens Stevens speelt de coronacrisis daarbij een grote rol. "Er was al een toegenomen belang om te presteren, maar door corona zijn daar schoolsluitingen en onderwijsachterstanden bovenop gekomen. Die combinatie maakt dat jongeren nog meer druk door schoolwerk zijn gaan ervaren."
Dat de coronacrisis nu voorbij lijkt, maakt niet dat de problemen meteen zijn verdwenen, onderstreept Stevens. "De onderwijsachterstanden als gevolg van de coronacrisis zijn mogelijk een katalysator geweest van een al bestaande maatschappelijke ontwikkeling: het toegenomen belang dat jongeren, hun ouders en de maatschappij in het algemeen hechten aan presteren op school."
Nieuwe aanpak kabinet
Volgens Stevens benadrukken deze resultaten het belang van de nieuwe kabinetsaanpak ('Mentale gezondheid: van ons allemaal'). In deze aanpak zal specifiek aandacht zijn voor jongeren met mentale problemen. "We verwachten dat de jongeren hulp en ondersteuning nodig hebben om de problemen aan te pakken."
Vandaag wordt het rapport tijdens het symposium 'Jong in de 21ste eeuw' uitgereikt aan koningin Máxima.