Advocaat: 'Verbieden van hoofddoek op werkvloer is moeilijk te onderbouwen'

Op je stageplek een hoofddoek of keppeltje kunnen dragen. Het was de inzet van een zaak waar het Europees Hof van Justitie zich eerder deze week over boog. Werkgevers die niet willen dat hun werknemers dit dragen, discrimineren niet mits zij zich houden aan een aantal voorwaarden. Maar werkgevers die nu denken dat ze makkelijk een hoofddoek of keppeltje kunnen verbieden, komen bedrogen uit.
Dat stelt Elsa van de Loo, een advocaat die zich veel bezighoudt met gelijke behandeling en mensenrechten. Het Europees Hof werd gevraagd om zich uit te laten over deze kwestie nadat een Belgische moslima geen stage mocht lopen bij een woningcorporatie. De vrouw had in een sollicitatiegesprek aangegeven haar hoofddoek te willen blijven dragen.
Later vroeg de vrouw het bedrijf of zij wel mocht stagelopen als zij haar hoofddoek zou vervangen door een ander hoofddeksel. Ook dat verzoek werd afgewezen door de corporatie, zij gaven aan geen enkel soort bedekking van het hoofd toe te staan. Daarop deed de vrouw melding van discriminatie. De nationale rechter vroeg vervolgens om uitleg bij het Europees Hof over Europees recht.
Noodzaak
De voorwaarden voor werkgevers om zo'n verbod te mogen uitvoeren, zijn lastig om aan te voldoen, geeft Van de Loo aan. Volgens haar zegt het Europees Hof juist pal voor diversiteit te staan met deze uitspraak. Het wordt werkgevers met deze uitspraak juist moeilijk gemaakt om een hoofddoek te verbieden. ''Omdat dit niet mag zonder dat de werkgever kan aantonen dat het noodzakelijk is voor de organisatie.''
De uitspraak van het Europees Hof volgde Van de Loo met speciale interesse. ''Je ziet eigenlijk niet veel nieuws ten opzichte van de uitspraak van het Hof vorig jaar. Het Hof gaf toen al extra voorwaardes waaraan zou moeten worden voldaan, voordat een verbod op het dragen van religieuze uitingen als legitiem kon worden gezien. In deze uitspraak worden die eigenlijk onderstreept.''
Een volgens Van de Loo belangrijk gegeven in de uitspraak van het Hof van afgelopen week is dat de werkgever moet kunnen aantonen dat het hanteren van zo'n verbod noodzakelijk is. Anders mag de werkgever allerlei soorten religieuze uitingen niet verbieden.

En die noodzakelijkheid aantonen, is volgens Van de Loo niet makkelijk. ''Bij de uitspraak in de zaak vorig jaar heeft het Hof gezegd dat je moet kunnen aantonen als bedrijf dat je bijvoorbeeld verlies lijdt of dat de werknemer gevaar loopt als iemand een hoofddoek of keppeltje draagt. Maar hoe doe je dat? Zowel het doel als de noodzakelijkheid van het middel moet dan rechtmatig zijn. Stel dat ik met hete ovens werk en ik draag een hoofddoek. Dat kan dan gevaarlijk zijn. Maar in hoeverre is het dan terecht om geen hoofddoek toe te staan? Of is het ook voldoende om het dan vast te maken en in mijn trui te stoppen?''
Diversiteit en tolerantie
Van de Loo schreef op haar eigen social media over haar perspectief op de uitspraak van het Hof. Ze vond het belangrijk om zich als jurist hierover uit te laten omdat ze het idee had dat, vanwege de complexiteit in de zaak, het verhaal niet volledig juist werd verteld door veel media.
De advocaat leest in de uitspraak van het Hof dat de uitleg van de wet die wordt gegeven juist is bedoeld om diversiteit en tolerantie meer aan te moedigen. ''In de volledige uitspraak benoemt het Hof dit letterlijk. Ik vond het daarom belangrijk dit ook onder de aandacht te krijgen. Door onvolledige berichtgeving kunnen werkgevers wellicht denken dat ze altijd in hun gelijk staan als ze mensen ontslaan of niet aannemen vanwege een hoofddoek of keppeltje. De werknemer met lange adem zou uiteindelijk in zijn gelijk kunnen worden gesteld, maar het is beter dit te voorkomen dan te genezen.''
Wat Van de Loo opviel aan berichtgeving van veel media over deze zaak is dat zij volgens haar zouden laten lijken alsof het pleit al is beslecht. Volgens de advocaat wekt de berichtgeving van veel media namelijk de indruk dat het Europees Hof al heeft besloten dat hier geen sprake is van discriminatie, terwijl het Hof niet oordeelt over individuele zaken. De nationale rechter dient dit in dit geval nog te doen.
''Het Hof is in deze zaak door de nationale rechter gevraagd om uitleg te geven over hoe zij Europees recht moeten interpreteren en toepassen in deze zaak. Daarover heeft het Europees Hof zich nu uitgelaten. De zaak gaat nu dus terug naar de rechter in België die uiteindelijk zal beslissen of hier sprake is van discriminatie. De dame in deze zaak wilde graag werken bij een woningcorporatie, ik ben dus benieuwd hoe deze werkgever uitleg geeft aan de noodzakelijkheid van deze maatregel'', besluit Van de Loo.