Inflatie ook in april nog steeds torenhoog: 11,2 procent
De inflatie in Nederland is in april wat minder sterk gestegen dan een maand eerder. Was het inflatiecijfer in maart nog een duizelingwekkende 11,9 procent, in april kwam het uit op 11,2 procent, en dat is nog steeds torenhoog.
Vooral de sterk gestegen energieprijzen door de oorlog in Oekraïne jagen de inflatie aan. Maar automobilisten zijn aan de pomp wat minder kwijt dan in maart vanwege de accijnsverlaging op benzine en diesel. Dat zorgt voor een dempend effect op de inflatie.
Maar je merkt het natuurlijk nog steeds behoorlijk hard in je portemonnee. Waar je vorig jaar april 100 euro betaalde voor een mandje boodschappen, ben je voor exact hetzelfde mandje in april dit jaar 111,20 euro kwijt.
Verschil met Nederlandse berekening
Het CBS komt met het cijfer vanwege de bekendmaking van de inflatie van de eurozone door het Europese statistiekbureau Eurostat, later vandaag.
Er is gebruikgemaakt van de Europees geharmoniseerde methode (HICP), die in het leven is geroepen om de inflatiegegevens van verschillende Europese landen goed met elkaar te kunnen vergelijken. Het belangrijkste verschil is dat voor de Europese methode de uitgaven aan een eigen huis niet worden meegerekend.
Het CBS-cijfer volgens de Nederlandse methode komt op dinsdag 10 mei.
De inflatie in Nederland ligt al een tijdje rond het hoogste niveau in decennia. Aan het eind van vorig jaar begonnen de prijzen van vooral energie flink te stijgen. Die werden omhooggejaagd doordat de wereldeconomie aan een inhaalslag begon na het opheffen van coronabeperkingen.
Tekorten stuwen prijzen omhoog
Daarnaast ontstonden tekorten aan bepaalde grondstoffen en was personeel schaars om te vinden. En als er ergens tekorten van zijn, dan gaat de prijs omhoog, of het nu om hout of staal gaat of werk (in de vorm van lonen).
De Russische oorlog in Oekraïne heeft er vervolgens voor gezorgd dat de inflatie alleen nog maar verder werd aangewakkerd.