Eigenaar Harley-Davidson moet deel uitkering terugbetalen

Een bijstandsgerechtigde uit Tilburg die een Harley-Davidson bleek te bezitten, moet uitkeringsgeld terugbetalen. De motor is méér waard dan het maximale vermogen dat hij mocht bezitten. "De regels zijn soms best complex."
De Tilburger ontving sinds 1994 een bijstandsuitkering, op basis van de norm voor een alleenstaande ouder. Na onderzoek door de gemeente bleek dat de man sinds de herfst van 2016 een motor van het merk Harley-Davidson op zijn naam had staan.
Vermogensgrens
Het betrof geen gloednieuwe motor, maar een exemplaar uit 2007 met ruim 53.000 kilometer op de teller. Desondanks was de motor volgens de gemeente Tilburg aanzienlijk méér waard dan de vermogensgrens, die geldt voor bijstandsgerechtigden. De man mocht maximaal 8.215 euro bezitten.
Omdat hij het bezit van de motor niet had gemeld, moest de man van de gemeente aanvankelijk ruim 14.000 euro aan bijstand terugbetalen. Nadat de Tilburger bezwaar had gemaakt, werd dat bedrag verlaagd tot zo'n 2.650 euro. Dat zou het bedrag zijn dat de motor méér waard was dan de geldende vermogensgrens.
Naar de rechter
Omdat de Harley volgens hem juist minder waard was dan de vermogensgrens, stapte de bijstandsgerechtigde motorrijder naar de rechter. Die stelde de gemeente echter in het gelijk.
In een hoger beroep wist de man de terugvordering wel nog verder naar beneden te krijgen, naar ruim 1600 euro. Uit een gisteren openbaar geworden uitspraak blijkt dat de gemeente de waarde van de motor volgens de Centrale Raad van Beroep te hoog inschatte.
Boodschappen
Enkele weken geleden ontstond commotie toen bleek dat een bijstandsgerechtigde vrouw ruim 7000 euro moest terugbetalen, omdat haar moeder soms haar boodschappen betaalde.
Uit de Harley-uitspraak blijkt dat de strenge regels voor bijstandsgerechtigden niet alleen van toepassing zijn op inkomsten en vermogen, maar ook op waardevolle bezittingen. Daarbij gelden twee uitgangspunten, legt hoogleraar Sociaalzekerheidsrecht aan de Rijksuniversiteit Groningen Gijsbert Vonk uit.
"In de eerste plaats de vraag, hoe het kan dat iemand met een bijstandsuitkering in een dure auto of iets dergelijks rijdt. Je zou dan heel bot kunnen zeggen: dan is die dure auto betaald van belastinggeld", aldus de hoogleraar.
"En het tweede uitgangspunt is dat iemand eerst zijn of haar waardevolle spullen te gelde moet maken, voordat er aanspraak kan worden gemaakt op bijstand."
Dagelijkse praktijk
Niet iedereen weet dat er bij de vermogensgrens naast geld op een bankrekening, ook de waarde van bezittingen kan worden meegerekend. Volgens Vonk leidt dat vaak tot terugvorderingen. "Hoe vaak precies, wordt niet bijgehouden. Maar uit de jurisprudentie blijkt dat het dagelijkse praktijk is."
Evelien Meester van adviesbureau Stimulansz tekent aan dat bijstandsgerechtigden wel zouden moeten weten dat de waarde van bezittingen meeweegt. "Bij de aanvraag en tussentijdse opgaven wordt daar door de uitkeringsinstanties altijd naar gevraagd." Stimulansz adviseert gemeenten over zaken als bijstand en maatschappelijke ondersteuning.
Porsche Panamera
Dat leidt soms tot opmerkelijke situaties, aldus Meester. "Ik kan me herinneren dat er eens bijstand werd aangevraagd door iemand die een vrij nieuwe Porsche Panamera bezat. Het is natuurlijk de vraag of zo iemand die niet beter kan inruilen voor een Renault Twingo."
Wel zegt Meester te snappen dat dit soms pijn doet. "Als je lid bent van een Harley-club, kan je natuurlijk niet met een andere motor aankomen."
Waarom het ondanks de informatieplicht toch geregeld voorkomt dat mensen uitkeringsgeld moeten terugbetalen als gevolg van hun waardevolle bezittingen, vindt Meester moeilijk te verklaren.
"De regels zijn soms best complex, en kunnen per gemeente verschillen. Ook kan het gebeuren dat mensen een duur cadeau krijgen van vrienden of familie, dat moet worden opgegeven. Mensen zullen dat niet altijd begrijpen."