'Armzalig' klimaatbeleid: Nederland, het vieze jongetje van Europa
Nederland krijgt vaak veel kritiek te verduren als het om de aanpak van klimaatverandering gaat: 'Wij' lopen hopeloos achter, zijn het 'sufferdje' van Europa en doen niet genoeg. Wat is er in de afgelopen tien jaar terecht gekomen van politiek beleid om dit aan te pakken?
Vorig jaar bezette Nederland de 31ste plek op de Climate Change Performance Index van de Duitse onderzoeksgroepen Germanwatch en Climate Action Network Europe. Dat levert ons het predicaat 'armzalig' op in de jaarlijkse ranglijst van de klimaatonderzoekers. Alleen Finland, Bulgarije, Tsjechië, Kroatië, Polen, Griekenland en Estland doen het nog slechter in de EU.
CO2-uitstoot
Dat hebben we vooral te wijten aan de hoeveelheid CO2 die we nog steeds uitstoten en het gebrek aan maatregelen om dat terug te dringen. Nederland scoort wel goed op het gebied van duurzame energie en energiebesparende maatregelen. Het politieke beleid van Nederland krijgt een 'zeer goed' in het rapport, maar daar plaatsen de onderzoekers wel als kanttekening bij dat landen die slecht scoren, zelfs bij kleine politieke veranderingen al positief opvallen.
Waarom doet Nederland het zo slecht, vergeleken met andere landen? Enkele belangrijke jaartallen, gebeurtenissen en besluiten op een rij:
2005: Kyoto-protocol
Op 16 februari 2005 trad het Kyoto-protocol in werking in Nederland, het in 1997 gesloten mondiale akkoord om klimaatverandering tegen te gaan. Nederland valt daarbij onder de EU-belofte om in 2020 8 procent minder CO2 uit te stoten ten opzichte van 1990. Nederland beloofde als onderdeel van de EU om 6 procent minder CO2-uitstoot te bewerkstelligen tussen 2008 en 2012.
Dat doel werd met gemak gehaald, vooral omdat de uitstoot van andere schadelijke stoffen flink werd verminderd, vertelt Pier Vellinga, hoogleraar aan de Wageningen Universiteit. "Het kabinet heeft toen het zeer laaghangende fruit geplukt, maar aan het verminderen van de uitstoot van broeikasgassen is niets structureels gedaan. Dat de uitstoot daalde, was bovendien deels te danken aan de economische crisis", zegt de expert op het gebied van klimaatverandering. "In Nederland is geen actief beleid gevoerd, terwijl dat in de landen om ons heen wel werd gedaan. De afgelopen vijftien jaar is er volledig de klad in gekomen, terwijl Nederland in de jaren negentig vooruitstrevend was op het gebied van klimaat."
2006: Emissierechtenhandel en bouw kolencentrales
Dat Nederland minder hoefde te reduceren kwam ook omdat er bij de Europese uitvoering van het Kyoto-protocol via een verdeelsleutel rekening werd gehouden met de kosten die landen moeten maken om hun doelen te halen. Daarnaast kregen landen de mogelijkheid om via een systeem van emissierechten compensatie te kopen als het verminderen van uitstoot op eigen kracht niet lukte. Door het subsidiëren van bijvoorbeeld schone energiecentrales of windmolenparken in Oost-Europa kunnen landen het recht kopen om meer CO2 in eigen land uit te stoten.
Gezien de huidige oproep van een meerderheid in de Tweede Kamer om voor 2020 alle kolencentrales in Nederland te sluiten, is ook een gebeurtenis in 2006 van belang. In dat jaar gaf de toenmalig minister van Economische Zaken, Laurens Jan Brinkhorst (D66), toestemming voor de bouw van drie nieuwe kolencentrales.
2007: Schoon & Zuinig
In 2007 kwam de toenmalig minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu, Jacqueline Cramer (PvdA) met een ambitieuzer plan dan de doelstellingen uit het Kyoto-protocol. In haar plan, Schoon & Zuinig, zette ze in op maar liefst 30 procent minder CO2-uitstoot, 2 procent minder energieverbruik en 20 procent duurzame energie opwekken in 2020. Er kwam alleen in de praktijk maar weinig van terecht omdat het kabinet Balkenende IV viel.
Met het aantreden van het kabinet Rutte I kwam aan veel ambitie een eind. Rutte zei dat hij zich aan de Europese eisen zou houden en verder niets. "Dat heeft er in geresulteerd dat wij het vieze jongetje van de klas zijn geworden", zegt Vellinga.
2013: Energieakkoord gesloten
Dat veranderde pas toen werkgevers, werknemers, de overheid en milieuorganisaties in 2013 onder leiding van de Sociaal Economische Raad het heft in eigen handen namen en het Energieakkoord sloten. Dat moet leiden tot 14 procent duurzame energie, gemiddeld 1,5 procent minder energieverbruik en 15.000 extra banen in 2020. In 2023 moet het percentage duurzame energie op 16 procent liggen.
In 2013 was de uitstoot van alle broeikasgassen met 11 procent gedaald ten opzichte van 1990 en de Nationale Energieverkenning (NEV), verwacht dat die in 2020 met 18 à 19 procent gedaald zal zijn. Daarna zal de uitstoot minder snel dalen, tussen 2020 en 2030 met 21 procent ten opzichte van 1990. "Dat komt vooral omdat er na 2022 meer elektriciteit uit fossiele centrales gewonnen zal worden", legt Marc Londo van het Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN) uit. Het ECN is een van de instituten die aan de NEV mewerken. "Dat komt door verschuivingen op de Europese energiemarkt. Stel dat de Duitsers hun kerncentrales stilzetten, dan is er meer vraag naar Nederlandse stroom. Dat kan kolenstroom zijn, maar ook uit elektriciteit uit gas."
Greenpeacecampagneleider Willem Wiskerke is positief over het energieakkoord, maar het is volgens hem niet genoeg: "Het Energieakkoord moet van A tot Z worden uitgevoerd, maar de industrie en VNO-NCW verzetten zich met hand en tand tegen de nodige energiebesparing. Om het vonnis van de rechter in de klimaatzaak uit te voeren moet de uitstoot van CO2 in 2020 met een kwart omlaag. Daarvoor moeten ook de kolencentrales dicht."
2015: Staat verliest klimaatzaak van Urgenda
Het vonnis waar Wiskerke op doelt is de gerechtelijke uitspraak eerder dit jaar in een zaak die klimaatorganisatie Urgenda aanspande tegen de Staat. De rechter stelde Urgenda deels in het gelijk en verplichtte de Staat de uitstoot van CO2 met 25 procent te verminderen.
Volgens Wiskerke laat het klimaatbeleid van Nederland zich het best omschrijven als 'pappen en nathouden': "Er is tot voor kort uiteindelijk niets gebeurd. We staan zowat onderaan op het gebied van duurzame energie en hebben zelfs nieuwe kolencentrales gebouwd. Er was dus eerder sprake van achteruitgang dan van stilstand."
Milieubeleid als banenmotor
Ook Vellinga is zuinigjes over het Energieakkoord. Positief vindt hij de focus op duurzame energie: "We hebben veel zee, we hebben veel wind en aannemers die dat soort projecten kunnen uitvoeren. Breid de windparken op de Noordzee uit", pleit Vellinga, "Dat levert ook nog eens banen op."
Een grote gemiste kans in het Energieakkoord is het aanpakken van de zware industrie, vindt hij. "Dat heeft het kabinet niet aangedurfd." Grote bedrijven hebben te veel invloed gehad op het kabinetsbeleid en zij hadden geen zin in scherpe CO2-maatregelen.
Duitsland koploper
Nederland zou een voorbeeld moeten nemen aan Duitsland, aldus Vellinga: "Het is geen toeval dat Duitsland een vooruitstrevend CO2-beleid heeft én economische koploper van Europa is. Een goed milieubeleid en sterke economie versterken elkaar."
In Nederland is altijd korte-termijnbeleid gevoerd, waarbij vooral de belangen van grote bedrijven zijn gediend, zegt hij. Duitsland plukt nu de vruchten van het vooruitstrevende beleid: "Nederland heeft duurzaamheid altijd als luxe beschouwd, maar Duitsland bewijst nu dat het een banenmotor is."
2016: Kantelpunt
Volgens de Nationale Energieverkenning bevindt Nederland zich op het gebied van energievoorziening op een kantelpunt. Dankzij het Energieakkoord neemt het aandeel van duurzame energie toe, net als de energiebesparingen. Het energieverbruik daalt, maar die daling neemt wel af, net als de daling van de uitstoot van broeikasgassen. "Op het gebied van het terugdringen van CO2-emissies halen we de doelstelling voor 2020 en ook het Europese energiebesparingsdoel gaan we wel halen", verwacht Londo. "Maar om de energiebesparingsafspraak van 100 petajoule uit het Energieakkoord en het aandeel duurzame energie te halen zijn extra maatregelen nodig.”
Minister Kamp wil daarom een nieuwe subsidieregeling in het leven roepen voor kleinschalige duurzame energiebronnen, zoals zonneboilers en biomassaketels.
2030: Grote ambities?
Dat gaat GroenLinks-leider Klaver en PvdA-leider Samsom niet ver genoeg: zij willen een nieuwe klimaatwet, waarin wordt vastgelegd dat Nederland in 2030 55 procent minder CO2 uitstoot. Goed nieuws, zegt Wiskerke, maar hij mist een helder doel voor duurzame energie: "Dat zou in 2030 45 procent moeten zijn. Bedrijven hebben dat nodig om voldoende zekerheid te krijgen dat ze niet voor niets investeren."
Marc Londo van ECN is terughoudender over het initiatief: "Het is technisch haalbaar, maar het is wel erg ingrijpend. Het is een ingewikkeld proces, waar vooral de politiek het over eens moet zijn om het te laten slagen", zegt hij. Hij vindt het wel opvallend dat de ambities verder gaan dan de Europese, die mikken op 40 procent minder uitstoot in 2030. "Harder gaan dan Europese ambities is niet makkelijk. Alle woningen moeten gerenoveerd worden, onze hele industrie moet omgegooid worden en onze concurrentiepositie komt dan misschien wel in gevaar."
Vellinga is ook kritisch: "Het is een prima plan, maar ze schuiven weer alles naar de toekomst." Zo zou er volgens hem in het Belastingplan veel meer focus moeten liggen op duurzame energie en fiscale vergroening - waarbij de vervuiler betaalt en energieverbruik door bedrijven zwaarder belast wordt.
'Vrijblijvendheid voorbij'
Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu Sharon Dijksma zegt zelf in aanloop naar de klimaattop in Parijs dat 'de tijd van vrijblijvendheid voorbij is' en 'het klimaat een verantwoordelijkheid is van ons allemaal'.
Nederland wil volgens haar een breed, juridisch bindend klimaatakkoord over snelle uitstootvermindering en goede aanpassing aan de gevolgen van klimaatverandering. Dat moet in 2020 gaan werken. Dijksma ziet ook een belangrijke voortrekkersrol voor het Nederlandse bedrijfsleven weggelegd. "Een nieuw akkoord biedt kansen voor innovatie", schrijft ze aan de Tweede Kamer.