Net moeder én depressief: 'Die eerste jaren heb ik niet kunnen genieten'
Bij moeder worden, komt een hoos aan hormonen kijken. Die zijn er niet zonder reden, maar kunnen wel flink de balans verstoren - zeker voor wie in het verleden al psychische klachten heeft gehad. Dat merkte ook Saskia: "Dat ze me niet zonder kind naar huis zouden laten gaan, begreep ik wel."
Jarenlang had Saskia last van paniekaanvallen en straatvrees, die voornamelijk aangewakkerd werden door drastische en onverwachte veranderingen. Maar net op het moment dat het wat beter met haar gaat, blijkt haar ICSI-behandeling te zijn aangeslagen: ze is zwanger.
Haar psychiater heeft eerder dan zijzelf door wat voor gevolgen dat zal hebben. “Zodra mijn psychiater van mijn zwangerschap hoorde, besloot ze me onder behandeling te houden”, vertelt ze. “Zij wist toen iets waar ik zelf nog niet bij stilstond, namelijk dat het krijgen van een kind zo'n grote verandering is dat ik daar moeilijkheden mee zou krijgen. Daarbij komt dat als je een psychiatrisch verleden hebt, dat dat versterkt kan worden tijdens de bevalling. En omdat ik een ICSI-traject doorliep, kreeg ik ook nog eens een hormoonbehandeling. Al deze factoren beïnvloedden mijn kans op een postpartum depressie, en niet op een positieve manier. Dit wist ik gelukkig niet van tevoren, anders was ik er misschien niet aan begonnen.”
Van droom naar nachtmerrie
De zwangerschap zelf verloopt vlekkeloos en er lijkt geen wolkje aan de lucht. Ook wordt Saskia goed in de gaten gehouden door haar behandelaar. “Ik kreeg bezoek van een psychiatrische verpleegkundige, die mij in de gaten hield, en ik sprak mijn psychiater regelmatig. Ik vond het vooral overdreven en de vragen die de verpleegkundige aan me stelde, begonnen op mijn zenuwen te werken. Er was toch niks aan de hand?”
'Ik ben in mijn hoofd weggegaan van mijn eigen bevalling'
Maar dan, op het moment dat de bevalling in gang wordt gezet, gaat alles mis. “Ik had van tevoren veel contact met een bedrijf met verloskundigen en ik had ze op de hoogte gebracht van mijn situatie. Maar toen het moment daar was, kreeg ik hulp van een verloskundige die ik nog nooit had gezien en die mij ook niet begreep.” De verloskundige en Saskia kunnen het niet met elkaar eens worden. “Zo wilde ik naar een ziekenhuis voor pijnstillers, maar zij vond dat ik me aanstelde. Ik had zo’n last van rugweeën dat het voelde alsof mijn zoon een wervel mee probeerde te nemen als souvenir.”
Ze ligt krom van de pijn, en dan wordt het haar opeens te veel. “Het is zó ver gegaan, dat er in mijn hoofd een knopje omging. Ik ben in mijn hoofd weggegaan van mijn eigen bevalling. Later zei mijn man dat hij mijn ogen had zien wegrollen, maar ik had nauwelijks iets door. Op een gegeven moment hoorde ik wel geschreeuw en geroep van de mensen om me heen. Ik hoorde later dat ik geen persweeën had. Er moest een arts aan te pas komen, die mee drukte op mijn buik om het kindje geboren te laten worden.”
Eenmaal bevallen trekt de pijn langzaam weg, maar het lukt Saskia niet om terug te komen. “Ik snapte er gewoon niets van. Ik wist dat er iets gebeurd was, ik voelde het aan mijn lijf, maar toen ik mijn zoon zag begreep ik niet dat hij bij mij zou blijven. De realisatie dat ik voor hem zou gaan zorgen en dat ik hem mee naar huis zou nemen, kwam maar niet. Op dat moment had je me ieder kind kunnen geven, het maakte mij niet uit. Ik ging naar huis en dacht: en nu?”
Onder behandeling
Na drie lange, verwarrende en pijnlijke dagen breekt de kraamtranen-dag aan voor Saskia. “Op dat moment schijnt je hormoonhuishouding weer een beetje te stabiliseren en krijg je allerlei huilbuien en last van depressieve gevoelens,” vertelt ze. Normaal duurt dat gevoel een paar dagen, maar bij Saskia loopt het volledig uit de hand. “Ik zat thuis zonder medicatie en kreeg een grote paniekaanval. Mijn man heeft de psychiater gebeld, zodat ik zo snel mogelijk weer medicatie kon slikken. Maar de bijwerkingen van die medicatie maakten mijn situatie van kwaad tot erger. Ik kreeg er zelfmoordneigingen van en die liepen dusdanig uit de hand dat ik twaalf dagen na de bevalling opgenomen werd in het Erasmusziekenhuis.”
'In mijn achterhoofd wist ik dat mijn man het kindje heel lief vond'
En zo belanden Saskia en haar pasgeboren zoon op een psychiatrische afdeling, speciaal voor moeders met kinderen. “Mijn zoontje nam ik mee, want hij was immers mijn therapie. Al snapte ik niet waarom hij mee moest, ik voelde me gewoon ‘niet zo lekker’ en zag niet in dat hij daar wat mee te maken had.” Ze worden de eerste nacht van elkaar gescheiden, wat een opluchting blijkt voor haar. “Toen was ook ineens mijn probleem weg, want ik zag hem niet meer continu,” legt ze uit. “Maar als onderdeel van de behandeling moest ik om de zoveel tijd verplicht met hem knuffelen en badderen. Zo zag ik hem toch regelmatig, al begreep ik niet waarom dat nodig was. In het begin had het niet uitgemaakt welke baby je me had gegeven, zo ver was ik heen.
Pas na een paar weken begon het tij te keren. Toen stelde een psychiater van de afdeling me een simpele vraag: wanneer ga je weer naar huis? Dat zette me aan het denken. Als ik naar huis ga, mag ik niet zonder baby gaan, begreep ik wel. En in mijn achterhoofd wist ik dat mijn man het kindje heel lief vond. Ik vond hem ook lief, maar in mijn hoofd betekende dat niet dat hij dan ook gelijk mee naar huis moest. Voor mijn man wel. Dus ben ik een schema gaan bedenken, een plan om die knop in mijn hoofd om te zetten.”
Stapje voor stapje probeert ze iets langer alleen te zijn met haar zoon, zodat ze aan hem kan wennen. Na ongeveer zes, zeven weken heeft ze behoorlijke progressie geboekt en mogen ze eindelijk naar huis. “Natuurlijk kon dat niet zomaar en had ik een behoorlijke hoeveelheid ‘hulplijnen’ die ik kon inschakelen. Dat moest ik ook zeker doen in het begin. Ik zat de hele dag thuis, hoefde niet te werken en had weinig afleiding. Ik werd de hele dag geconfronteerd met een klein wezentje die volledig afhankelijk van me was. Ik verzorgde hem heel lief, hij kwam niets te kort, maar waarom dat mijn verantwoordelijkheid was wilde maar niet klikken.”
Langzaam wordt het beter
Saskia onderging verschillende soorten therapie, en nu, tien jaar later, is haar band met haar zoontje kerngezond. “Ik heb die afstandelijke gevoelens helemaal niet meer. Maar ik word wel verdrietig als ik denk aan zijn beginjaren. Ik heb daar nooit van kunnen genieten.” Ook heeft ze naar eigen zeggen geen normale, gezonde herinneringen van hem als baby’tje. “Ik heb alles opgeschreven, papieren vol, maar weet slechts nog flarden. Er was een moment in het ziekenhuis dat mijn man aan het kroelen was met mijn zoon, en ik het helemaal warm kreeg, zó aandoenlijk vond ik het. Zou het niet leuk zijn als wij ook een kindje zouden nemen? vroeg ik mezelf toen af. Ik kon de connectie met mijn bevalling helemaal niet leggen.”
Inmiddels gaat het goed met haar. Ze schreef een boek over haar postpartum depressie, en praat er makkelijk over. “Ik ben vrij nuchter en ik probeer het allemaal te relativeren en te genieten, want dat kan ik nu wél. Ik vind het heerlijk als ‘ie bij me in bed kruipt en spelletjes speelt en ik zorg met liefde voor hem.” Of hij heeft gemerkt dat hun band niet zonder horten en stoten groeide, weet ze niet. “De toekomst zal leren of mijn zoontje hier last van heeft gehad,” zegt ze. “Ik weet het niet, maar ik hoop het niet. Hij is ontzettend geliefd.”
Psychische klachten en zwangerschap
Barbara Portier, psychiater, werkt op de POP-polikliniek van OLVG, het stadsziekenhuis van Amsterdam. Op de POP-poli werken drie verschillende specialisten - in Psychiatrie, Obstetrie (verloskunde) en Pediatrie (kindergeneeskunde) - samen om advies te geven aan patiënten die zwanger willen worden of zwanger zijn en bekend zijn met een psychiatrische voorgeschiedenis en/of huidige psychiatrische klachten. “We zijn in 2006 begonnen met de POP-polikliniek. Sindsdien zijn we niet meer de enige, en is er gelukkig steeds meer awareness voor psychische klachten tijdens de zwangerschap en in de postpartum periode.”
“Er zijn diverse onderzoeken en publicaties over depressie tijdens en na de zwangerschap”, vertelt ze. “Daaruit blijkt dat gedurende de zwangerschap en de periode na de bevalling er een kans van 15-20% bestaat op het (opnieuw) ontwikkelen van psychische klachten, met name een depressieve stoornis of een angststoornis. Voor zwangere vrouwen die eerder één of meerdere depressies hebben gehad en niet goed behandeld worden, is de kans op een postpartum depressie vele malen hoger. Toch zien wij deze aantallen vrouwen niet op onze poliklinieken.”
Taboe
Dit heeft een aantal oorzaken, volgens Portier. “Een van de redenen is dat een depressie bij deze vrouwen vaak niet herkend wordt, vanwege de overlap van depressieve klachten en de als normaal aangeduide klachten bij een zwangerschap of tijdens de kraamperiode. Zo hebben zwangere en kraamvrouwen vaak last van moeheid, lusteloosheid en emotionele prikkelbaarheid. Al die klachten kunnen ook op een (beginnende) depressie wijzen.” Het verschil tussen een postpartum depressie en ‘babyblues’, oftewel kraamtranen, is lastig te herkennen. Bij kraamtranen is er namelijk sprake van plotselinge wisselingen van de stemming, met bijvoorbeeld onverwachte huilbuien.
Ze omschrijft ook een taboe op negatieve gevoelens bij zwangere vrouwen en jonge moeders. “Moederschap wordt toch gezien als een tijd waarin je blij zou moeten zijn. Je hebt immers een gezond kind gekregen, wat valt er nog te klagen? Hierom durven vrouwen niet zo makkelijk over hun somberheid, angsten of negatieve gevoelens te praten. Daarnaast isoleren pas bevallen vrouwen zich sneller in vergelijking met ‘gewone’ depressieve vrouwen. In dat isolement verergeren de klachten vaak alleen maar meer, en blijft het onder de radar.”
Invloed op het kind
De gevolgen van een depressie tijdens of na de zwangerschap zijn groot: voor moeder én kind. “Als je een depressie onbehandeld laat, kan dat leiden tot isolatie, uitputting, angst en schuldgevoelens bij de vrouw, en soms tot (gedachten aan) zelfmoord. Dat heeft invloed op het verloop van de zwangerschap, relaties en de moeder-kindbinding, en daarmee ook op de (emotionele) ontwikkeling van het kind”, legt Portier uit. “Effecten op de kinderleeftijd en in de adolescentie komen onder andere voor op het gebied van sociale ontwikkeling, taal/spraakproblemen, fysieke gezondheid en gedragsproblemen.” En als de hechting tussen moeder en kind niet goed verloopt tijdens de vroege babyperiode, beïnvloedt dat het kind ook. “Zij kunnen bijvoorbeeld minder goed met emoties omgaan, ze ervaren meer stress, en hebben moeite met het aangaan van relaties of vriendschappen.”
Portier wil onderstrepen hoe belangrijk het is dat er tijdig gesignaleerd wordt. En, dat als het nodig blijkt, vrouwen makkelijk in contact kunnen komen met de juiste hulpverlener. “Zelfs als je vroeger succesvol behandeld bent voor psychische klachten, en je nu kerngezond voelt, is het goed je te realiseren dat je mogelijk toch een risico loopt op een depressie tijdens een zwangerschap of de periode daarna.”
Openheid helpt
Ook wil ze de belangrijke rol van de verloskundigen en kraamzorg benadrukken in het signaleren. “Vrouwen komen in Nederland tijdens hun zwangerschap gemiddeld zo’n 10 tot 15 keer bij een verloskundige. Het zou mooi zijn als de verloskundigen naast hun gebruikelijke controles, ook screenen op angst en depressieve klachten. Dan kan er op tijd gehandeld worden. Meer openheid van vrouwen onderling over hun niet perfect verlopen zwangerschap, bevalling en kraamtijd zou bijvoorbeeld ook een positieve bijdrage kunnen leveren aan het doorbreken van het taboe en tijdig signaleren van psychische klachten. Het gaat immers om een goede start voor de kinderen én het gezin.”