Slavernijmonument Vlissingen opnieuw beklad: 'Ontzettend onbeschoft en goor'
Het slavernijmonument dat eind juni zonder vergunning werd geplaatst op de boulevard in Vlissingen is opnieuw beklad, meldt maker van het beeld Zeus Hoenderop. Op foto's die hij vandaag heeft genomen, is te zien dat het monument beplakt is met affiches en ook is er 'flink met lijm gekliederd', aldus de kunstenaar.
Begin deze maand, kort nadat het monument was geplaatst, was de muur achter het slavernijmonument al doelwit van bekladdingen met racistische leuzen.
De affiches die vandaag zijn aangetroffen op het beeld zijn grotendeels weggekrabd, maar wel is de naam Voorpost nog zichtbaar. Op de website van deze extreemrechtse vereniging omschrijft de organisatie zich als een 'beweging van meer dan duizend mensen die strijden voor het behoud van ons volk, onze cultuur en identiteit'.
Het monument is een initiatief van Hoenderop en Angélique Duijndam, voorzitter van Keti Koti Zeeland. Ze besloten het beeld te plaatsen nadat de gemeenteraad in Vlissingen eerder tegen zo'n monument stemde. Hoenderop deed aangifte van de eerste bekladdingen, maar er zijn zover Hoenderop weet nog geen aanhoudingen verricht, zegt hij vandaag.
Hij hoopt dat de nieuwe bekladdingen worden meegenomen in het lopende politieonderzoek. "Dit is echt onbeschoft. We hebben net de excuses van de koning gehad. Dat werd door veel mensen echt gevoeld en intens beleefd. Dan vind ik het al erg dat er geen meerderheid binnen de gemeenteraad was voor dit monument en dan krijgen we ook nog dit. Op dit moment probeer ik het schoon te maken met wasbenzine, ik hoop dat dat lukt."
Begin juli bleek dat het monument niet mag blijven staan waar het staat op straffe van een dwangsom. Daarop werd besloten dat het monument tijdelijk een plek krijgt in de binnentuin van het Maritiem Muzeeum Zeeland. Morgen om 13.30 uur zal het monument worden gedemonteerd en 'door nazaten van het slavernijverleden met handen worden gedragen en te voet' naar het museum worden gebracht, zegt Hoenderop.
De kunstenaar en Duijndam dringen er bij de gemeente Vlissingen op aan om de plek op de boulevard aan te wijzen als de permanente plaats voor het monument.