Pleegouders mishandeld meisje Vlaardingen verminderd toerekeningsvatbaar

Johnny van den B. (38) en Daisy W. (38) zijn door deskundigen van het Pieter Baan Centrum (PBC) verminderd toerekeningsvatbaar verklaard. Ze worden verdacht van het mishandelen van hun toen 10-jarige pleegkind in Vlaardingen en verschenen vandaag voor het eerst fysiek in de rechtbank.
Van den B. en W. zijn wekenlang onderzocht in het Pieter Baan Centrum. Dat is een psychiatrische observatiekliniek, waar deskundigen hebben geconcludeerd dat beiden een persoonlijkheidsstoornis hebben. Daar zijn zij verminderd toerekeningsvatbaar verklaard voor de daden waar zij van worden verdacht.
Zo werd bij Daisy W. vastgesteld dat bij haar persoonlijkheidsstoornis wantrouwen, egocentrisme en een gebrek aan empathie centraal staan. De kans op herhaling wordt bij haar groot ingeschat. Wat de deskundigen betreft heeft zij een dwangmatige tbs-behandeling nodig.
Bij Van den B. is sprake van een ongespecificeerde persoonlijkheidsstoornis en een agressiestoornis. Ook bij hem wordt een tbs-behandeling met dwang geadviseerd.
Het roept de vraag op waarom deze stoornissen niet zijn opgemerkt voordat Van den B. en W. werden aangewezen als pleegouders. Dat zal ongetwijfeld ter sprake komen bij verdere behandeling van de zaak, die staat voor begin november gepland.
Het OM maakte vandaag bekend dat het meisje 'grofweg op peuterniveau functioneert', door niet aangeboren hersenletsel. Ze spendeert veel tijd op een zorgboerderij, waar ze enkele woorden kan spreken en simpele opdrachten kan uitvoeren. "Er is sprake van forse neurologische schade." Eerder was al bekend dat het meisje naar alle waarschijnlijkheid de rest van haar leven afhankelijk zal blijven van intensieve zorg.
Afstandelijk
Beide verdachten verblijven in verschillende gevangenissen. Ze hebben elkaar dus al langere tijd niet gezien. Toch oogden ze afstandelijk naar elkaar en maakten ze weinig oogcontact, al deelden ze wel een bankje. Oogcontact met de vele toeschouwers maakten ze ook niet.
Ze maakten weinig gebruik van de mogelijkheid om te spreken, nu ze voor het eerst fysiek aanwezig waren. Van den B. gaf aan 'spijt te hebben dat we hier nu met zijn allen zitten'. "Ik betreur wat er is gebeurd. Ik vind het wel jammer dat er een eenzijdig beeld wordt gehouden, in het politieonderzoek en allerlei andere dingen." W. wilde verder niet reageren.
Van den B. en W. worden ook vervolgd voor de mishandeling van drie andere pleegkinderen, twee Syrische jongens en het jongere halfzusje van het pleegmeisje waar de zaak mee begon. Concreet worden ze verdacht van het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij het pleegmeisje, haar van de vrijheid beroven door haar op te sluiten en vast te binden en haar in hulpeloze toestand brengen. Wat betreft de drie andere pleegkinderen worden Van den B. en W. verdacht van mishandeling, door te schoppen en te slaan, maar ook door te gooien met brandende sigaretten en krukken.
Eerder stond ook poging tot doodslag op de aanklacht, omdat het meisje van de trap zou zijn geduwd. Dit kan het OM alleen niet wettig en overtuigend bewijzen, lichtte de persofficier na de zitting toe. Hoewel het letsel van het meisje door een val van de trap zou kunnen komen, kon een arts niet vaststellen waar, wanneer en hoe het letsel precies was ontstaan.
Namens de Familie, een instantie die de biologische moeders van de pleegkinderen bijstaat, laat weten dat het 'emotioneel onverteerbaar' voor de moeder van het eerste slachtoffer is dat de poging tot doodslag niet langer op de aanklacht staat. "Haar kind is toegetakeld door deze twee mensen en moet nu horen dat het niet te bewijzen valt."
Voor de biologische ouders is het volgens de woordvoerder van Namens de Familie ook van belang dat zij de onderzoeksresultaten van de inspectie in kunnen zien, met betrekking tot de instanties die betrokken waren bij het plaatsen van de pleegkinderen bij Johnny van den B. en Daisy W. Dat rapport is vooralsnog niet openbaar gemaakt, maar zou volgens de woordvoerder mogelijke vragen van de ouders kunnen ophelderen.
Zwaargewond
De zaak kwam aan het licht nadat een 10-jarig pleegmeisje in de nacht van 20 op 21 mei vorig jaar zwaargewond en niet aanspreekbaar in het ziekenhuis werd opgenomen. Ze had meerdere botbreuken en hersenletsel.
Het meisje, dat sinds maart 2022 bij de pleegouders verbleef, zou volgens het OM meermaals zijn vastgebonden en in een zelfgemaakte kooi zijn geplaatst. Ook zou ze amper te eten en drinken hebben gekregen en had ze niet altijd toegang tot het toilet. Later kwam naar buiten dat het meisje al eerder zelf tegen mensen zou hebben verteld dat ze thuis werd mishandeld.
De zitting van vandaag is een zogenoemde pro-formazitting. Dat betekent dat de zaak nog niet inhoudelijk wordt behandeld. De inhoudelijke behandeling staat gepland op 6 en 7 november.
Verscherpt toezicht
Stichting Enver, de jeugdzorginstelling die betrokken was bij de pleegzorg van het slachtoffer, is afgelopen mei onder verscherpt toezicht gesteld. De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) stelde dat de kwaliteit van de pleegzorg die Enver biedt 'voor het grootste deel niet voldoet aan de eisen' en 'ziet risico's voor de veiligheid van pleegkinderen'.
Ook de Willem Schrikker Stichting (WSS) is tekortgeschoten, volgens de inspectie. Zij hebben het meisje aan haar lot overgelaten, concludeerden de IGJ en de Inspectie Justitie en Veiligheid (Inspectie JenV). Enver en de WSS kregen volgens de inspecties al kort na plaatsing van het meisje in het pleeggezin signalen van onveiligheid van het meisje. Het ging om signalen van fysiek geweld van de pleegvader richting het meisje, over seksueel misbruik en signalen dat het meisje mensonterend werd behandeld.
Stichting Enver heeft in totaal negen maanden de tijd gekregen om zichzelf te verbeteren. In die periode staat Enver onder verscherpt toezicht. Dat betekent dat de IGJ (meerdere) aangekondigde en onaangekondigde bezoeken zal brengen. Ook moet de instelling regelmatig laten weten hoe het staat met de verbeteringen.




