Nieuwe richtlijn huisartsen: medicijnen sneller inzetbaar voor mensen met ernstig overgewicht

Huisartsen mogen voortaan in sommige gevallen afslankmedicijnen, die lijken op Ozempic, voorschrijven aan mensen met ernstige obesitas. Dat staat in een vernieuwde richtlijn van het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG), die meer ruimte biedt voor maatwerk bij de behandeling van obesitas.
Gewichtsverlagende medicijnen
Huisartsen in Nederland kunnen de volgens de richtlijn de volgende gewichtsverlagende medicijnen voorschrijven:
- Vergoed wordt Saxenda. Dat heeft een andere werkzame stof dan Ozempic of Wegovy.
- Vergoed wordt ook Mysimba. Dit zijn pillen.
- Niet vergoed wordt Wegovy. Dat heeft dezelfde werkzame stof als Ozempic, maar heeft een veel hogere dosering.
- Niet vergoed wordt ook Mounjaro. Maar het kan dus wel op eigen kosten voorgeschreven worden als obesitasmedicijn.
Nog niet officieel goedgekeurd voor obesitas en dus ook niet vergoed:
- Ozempic: niet geregistreerd voor obesitas maar voor diabetes.
Een gezonde leefstijl blijft volgens het NHG altijd de basis. "Ook als we aanvullende stappen zetten, blijft een gezonde leefstijl het uitgangspunt", zegt de NHG-werkgroep Obesitas.
Steeds meer Nederlanders hebben te maken met ernstig overgewicht. Volgens cijfers van het RIVM had vorig jaar 15,5 procent van de volwassenen in Nederland obesitas. Begin jaren 80 was dit nog 5 procent. "Het percentage volwassenen met obesitas is dus verdrievoudigd ten opzichte van begin jaren tachtig", zegt het NHG. Onder kinderen ligt het percentage met obesitas op dit moment op 13 procent.
"Obesitas is meer dan alleen te zwaar zijn", zegt het NHG. "Het gaat om een abnormale of overmatige vetstapeling in het lichaam, waardoor de gezondheid in gevaar kan komen. Vooral vet rondom de buikorganen vergroot het het risico op ernstige aandoeningen, zoals hart- en vaatziekten en diabetes type 2."
Medicatie bij ernstige obesitas
Huisarts Aimée Kok-Pigge, woordvoerder van het NHG, vertelt dat de vorige richtlijn voor de behandeling van obesitas al vijftien jaar oud was. "Nog voordat werd ontdekt wat obesitas doet met je lichaam en voordat de gewichtsreducende medicatie zoals GLP-1 op de markt was." Deze stof staat erom bekend het gevoel van verzadiging te verhogen en vermindert het gevoel van trek en honger.
Volgens de nieuwe richtlijn kunnen huisartsen gewichtsverlagende medicijnen overwegen voor patiënten met een BMI van 35 of hoger en bijkomende aandoeningen, of bij een BMI boven de 40. "Dat zijn mensen die echt ernstige obesitas hebben en bij wie het veranderen van de leefstijl met hulp van een arts, diëtist of leefstijl-coach niet heeft geholpen", zegt Kok-Pigge.
Vetsptapeling in de buik
Artsen bepalen of iemand overgewicht of obesitas heeft op basis van de Body Mass Index (BMI) — het gewicht in verhouding tot de lengte — en meten aanvullend de middelomtrek. Die laatste methode zegt meer over de vetstapeling in de buik, en geeft aanvullende informatie dus over het gezondheidsrisico.
Bij een BMI van 30 of hoger spreken artsen van obesitas. Dat is de ernstige vorm van overgewicht.
De medicijnen worden niet zomaar voorgeschreven, voorwaarde is dat de patiënt minstens een jaar actief heeft meegedaan aan het veranderen van zijn leefstijl en dat blijft doen tijdens het gebruik van de medicijnen. Na enkele maanden beoordeelt de huisarts of de medicatie effect heeft; zo niet, dan wordt de behandeling gestopt.
In deze video legt RTL Nieuws uit waarom het soms zo moeilijk is om gezond te eten:
Huisarts Kok-Pigge is blij met de nieuwe richtlijn. "Als huisarts zie ik veel mensen met overgewicht en obesitas. Het is fijn dat ik die mensen nu een beter en gerichter aanbod kan doen en met de patiënten aan de slag kunnen."
Het voorschrijven van deze middelen valt onder zogenoemde 'extra aanbod', waarvoor extra kennis en tijd nodig zijn. Ook moeten huisartsenpraktijken hun organisatie daarop aanpassen. Sommige huisartsen schrijven deze medicijnen daarom wel voor een anderen niet. "De praktijk zal moeten uitwijzen hoe elke huisarts dat aanpakt", zegt Kok-Pigge.
Expert: grote stap voorwaarts
Volgens Liesbeth van Rossum, internist en hoogleraar Obesitas aan het Erasmus MC, is de richtlijn een belangrijke ontwikkeling. "Het is een grote stap voorwaarts. Deze richtlijn is echt door en voor huisartsen gemaakt."
"Tot nu toe schreven huisartsen nauwelijks voor, ondanks dat het juridisch gezien al mocht en verschillende afvalmedicijnen sinds 2022 onder bepaalde voorwaarden worden vergoed", legt de internist uit.
"Huisartsen hebben hun eigen richtlijnen die voor hen leidend zijn, en daar stond het nog niet in. In de praktijk werd obesitasmedicatie dus weinig voorgeschreven. Met deze richtlijn verwacht ik dat dit vaker zal gebeuren."

Van Rossum benadrukt dat patiënten hierdoor beter begeleid kunnen worden door hun huisarts, zonder dat ze hun toevlucht hoeven te nemen tot commerciële aanbieders die vaak woekerprijzen vragen en medicatie presenteren als snelle oplossing.
Meer aandacht voor onderliggende oorzaken
De richtlijn zet ook nadrukkelijk in op het uitsluiten van andere oorzaken van obesitas.
"De eerste stap is nagaan of er geen andere reden is dan leefstijl, zoals hormonale problemen of medicatie die gewichtstoename veroorzaakt. Dat is nieuw in de richtlijn. Mensen kunnen dit thuis invullen via checkoorzakenovergewicht.nl, en vervolgens bespreken met hun huisarts."
Van Rossum legt uit dat het lastig is om een exact aantal patiënten te noemen dat in aanmerking komt voor medicatie, omdat er veel voorwaarden zijn.
"Iedereen moet een leefstijlprogramma volgen, en dat doet of kan lang niet iedereen volledig. Daarnaast moet het medicijn na een bepaalde periode ook voldoende gewichtsverlies opleveren, anders wordt de behandeling stopgezet."
Korte termijn vs. lange termijn
Onderzoek laat zien dat medicijnen zoals Wegovy op korte termijn kunnen helpen bij gewichtsverlies, maar het effect op de lange termijn is nog onzeker. "Pas als er meer gegevens beschikbaar komen, weten we meer over zeldzame bijwerkingen en langdurige effectiviteit," zegt het NHG.
Bij kinderen wordt overgewicht meestal gesignaleerd door de jeugdgezondheidszorg. De huisarts kan het onderwerp ook bespreekbaar maken en verwijst door naar de juiste hulp, zoals het wijkteam, jeugdgezondheidszorg of de kinderarts.

