Steenrijk Noors fonds stapt uit Israëlische banken en Caterpillar om Gaza-oorlog

De beheerder van het Noorse staatsfonds NBIM trekt zich terug uit vijf Israëlische banken en Caterpillar, een Amerikaans bedrijf dat graaf- en andere bouwvoertuigen maakt. De uitsluiting heeft te maken met een 'onaanvaardbaar risico' dat deze bedrijven bijdragen aan schendingen van mensenrechten in de Gazastrook en de Westelijke Jordaanoever.
De vijf banken waar het om gaat zijn Bank Hapoalim, Bank Leumi, Bank Mizrahi Tefahot, First International Bank of Israel en moederbedrijf van deze laatste bank FIBI Holdings. Deze banken zijn onder de loep genomen door de Raad van Ethiek van het Noorse staatsfonds en financieren mogelijk mensenrechtenschendingen.
Caterpillar is op een andere manier betrokken. Het Israëlische leger maakt gebruikt van de voertuigen en machines van dit bedrijf. Met bijvoorbeeld Caterpillar-bulldozers worden huizen en infrastructuur in Palestijnse gebieden gesloopt.
Inkomsten uit olie en gas
NBIM beheert de Noorse inkomsten uit olie en gas. Dit geldt wordt wereldwijd belegd en moet terugvloeien naar 'de huidige en toekomstige' generaties in Noorwegen. Ook de overheid mag uit dit fonds putten, maar niet onbeperkt. Er zijn verspreid over de wereld meer dan 500 werknemers actief bij NBIM.
De waarde van de portefeuille bedraagt omgerekend (afhankelijk van de wisselkoers) meer dan 1.600 miljard euro. Op 30 juni had NBIM een belang van 1,17 procent in Caterpillar, dat staat nu gelijk aan iets minder dan 1.5 miljard euro. Daarnaast stak het bij elkaar honderden miljoenen euro's in de eerdergenoemde banken.
Meer Israelische belangen
In juni van dit jaar had NBIM aandelen in 61 Israelische bedrijven. Deze belangen nemen wel af. Eerder deze maand namen de Noren ook al afscheid van beleggingen in Israëlische bedrijven.
Het standpunt over Israël zorgde in de Tweede Kamer en het kabinet ook voor meningsverschillen. Minister Caspas Veldkamp voelde zich zelfs genoodzaakt om op te stappen. Andere bewindslieden van NSC volgden: