Sociale ladder

Zeven typen Nederlanders: dit onderscheid maakt SCP in nieuw onderzoek

Door RTL Nieuws··Aangepast:
© GettyImagesZeven typen Nederlanders: dit onderscheid maakt SCP in nieuw onderzoek
RTL

Je bent 34, knap, gezond en hebt een goed sociaal netwerk: de kans is groot dat je dan tot de jongere kansrijken behoort. Het is één van de zeven sociale klassen die zijn opgesteld door het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP). Tot welke klasse je behoort, wordt tegenwoordig niet alleen bepaald door je maandsalaris. "Je kunt heel rijk zijn, maar toch niet meekomen in de samenleving."

Naast de hoeveelheid geld, de opleiding die je hebt gedaan of het beroep dat je uitoefent, dragen ook je netwerk, digitale vaardigheden, muzieksmaak, gezondheid en uiterlijk bij aan je positie op de maatschappelijke ladder.

In een grote studie van het SCP naar ongelijkheid in Nederland resulteert dat in de volgende zeven sociale klassen: de werkende bovenlaag, de jongere kansrijken, de rentenierende bovenlaag, de werkende middengroep, de laagopgeleide gepensioneerden, de onzekere werkenden en het precariaat (ook wel kansarmen genoemd). Dit zijn die zeven typen Nederlanders:

De werkende bovenlaag (2,7 miljoen, 19,9 procent)

Deze groep mag niet klagen over hun leven, en dat vinden ze zelf ook. Ze geven dan ook het hoogste cijfer aan hun leven, een 8,1. Ze hebben vaak moderne Nederlandse namen als Sanne of Tim of elitenamen zoals Charlotte, Roderick en Alexander. Ook Hebreeuwse namen zoals Esther en Daniel komen vaak voor.

Daarnaast is deze klasse gemiddeld het hoogst opgeleid, bijna negen op de tien hebben werk. Ook zijn ze fysiek en mentaal het gezondst, hebben ze de gunstigste score op de BMI-index en het grootste netwerk.

SCP: ongelijkheid in samenleving is structureel en hardnekkig
Lees ook

SCP: ongelijkheid in samenleving is structureel en hardnekkig

De jongere kansrijken (1,2 miljoen, 8,6 procent)

Het inkomen en vermogen van deze groep is vaak wat aan de lage kant, omdat ze aan het begin van hun carrière staan. Zo heeft meer dan de helft van deze groep schulden. Maar daartegenover staat dat ze op alle andere vlakken heel goed scoren.

Zo hebben ze een goede fysieke gezondheid, beschikken ze over een groot netwerk, vooral als het gaat om mensen met wie ze over persoonlijke zaken kunnen spreken, en is hun Engels het best van iedereen. 

Ook op digitaal vlak scoren ze het hoogst. Ze hebben vaak een modern Nederlandse voornaam zoals Sanne of Tim. Deze groep stemt het vaakst op GroenLinks (18 procent), gevolgd door D66 (11 procent). De gemiddelde leeftijd van deze groep is 34 jaar. Ze waarderen hun leven met een 7,4. 

De rentenierende bovenlaag (1,7 miljoen, 12,2 procent)

Wat opvalt aan deze groep is hun rijkdom: hun vermogen is het hoogst van allemaal. Bijna één op de vijf heeft een vermogen van meer dan 500.000 euro (terwijl 70 procent met pensioen is). Deze klasse stemt het meest op de VVD (19 procent), gevolgd door CDA (10 procent) en GroenLinks (10 procent).

Daarnaast is deze klasse hoog opgeleid, 62 procent behaalde een hbo- of universitair diploma. Ook zijn ze fysiek gezond en hebben ze veel contacten met familie, vrienden en buren.

Wel blijft de groep achter als het gaat om de beheersing van Engels en digitale vaardigheden. Meer dan de helft heeft een traditioneel Nederlandse voornaam, zoals Aaltje of Johannes. Ze geven hun eigen leven gemiddeld een 7,9.

Bredere blik

Het SCP vindt dat er een bredere blik nodig is om te zien hoe ongelijkheid er uitziet in ons land. "De samenleving is zo complex geworden dat alleen maar kijken naar traditionele tegenstellingen, zoals arm en rijk, tussen mensen niet meer voldoende is", zegt woordvoerder Bernadet Naber.

"Je kunt heel rijk zijn in Nederland maar niet meekomen in de samenleving omdat je digitaal niet vaardig bent, geen goed sociaal netwerk hebt of het Engels niet goed beheerst. Ongelijkheid is meer dan het hebben van een goed gevulde bankrekening." 

Het planbureau laat zien dat economische ongelijkheid 'verstrengeld' is met andere ongelijkheden. Deze ongelijkheden kunnen persoonsgebonden (gezondheid, uiterlijk, zelfvertrouwen), sociaal (mensen met wie je over persoonlijke zaken spreekt, of die je kunnen helpen) en cultureel (muzieksmaak, voornaam, digitale vaardigheden) zijn. 

De werkende middengroep (3,4 miljoen mensen, 24,9 procent)

De meeste mensen in Nederland behoren tot de werkende middengroep. In deze groep komen nauwelijks gepensioneerden en mensen zonder werk voor. Wat verder opvalt, is dat het aantal hoogopgeleiden aanzienlijk lager is dan bij andere klassen. Tegelijkertijd kunnen ze wel goed Engels en zijn ze digitaal vaardig.

Op het gebied van gezondheid scoort deze groep niet heel goed; zo komt ernstig overgewicht vaker voor en hebben ze niet een positief zelfbeeld. Ook kennen ze weinig mensen op invloedrijke posities, waardoor ze over minder 'kruiwagens' beschikken die hen in het leven kunnen helpen. Ze geven hun eigen leven gemiddeld een 7,5 en stemmen het vaakst op de VVD (12 procent).

De laagopgeleide gepensioneerden (2,5 miljoen, 18,1 procent)

Deze groep is gemiddeld het oudst (67 jaar). De meesten hebben geen werk meer. Ze hebben duidelijk minder geld dan de andere klassen, maar zijn niet ongelukkiger. Ze geven hun leven gemiddeld een 7,7. Hun gezondheid doet vaak wel onder voor de andere groepen, net als hun BMI. Slechts 33 procent heeft een gezond gewicht.

Ze hebben goed contact met familie, vrienden en buren maar verder een beperkt netwerk. De politieke voorkeur gaat vooral uit naar CDA (13 procent), PvdA en 50PLUS (beide 10 procent).

De onzekere werkenden (1,4 miljoen, 10 procent)

Deze groep is het ongelukkigst van alle groepen, ze geven een 6,6 aan hun leven. Gevoelens van depressiviteit of somberheid komen het vaakst voor. Ook vinden ze niet heel snel aansluiting op de arbeidsmarkt. Het aandeel werklozen onder deze klasse is het grootst. De PVV vindt de meeste aanhang (9 procent).

Daarnaast behaalde een op de zes een hbo- of universitaire opleiding. Op het gebied van gezondheid scoort deze groep ook laag.

Wel zijn ze goed in Engels en hebben ze goede digitale vaardigheden. Bijna één op de drie heeft een niet-westerse migratieachtergrond. Het aandeel Arabische en Turkse voornamen is groter dan in andere groepen.

Het precariaat, of kansarmen (860.000 mensen, 6,3 procent)

Deze groep heeft de minste hulpbronnen: ze belanden overal onderaan. Het gemiddelde opleidingsniveau van deze groep is niet hoog: 45 procent heeft maximaal basisonderwijs als hoogst behaald opleidingsniveau. Ook heeft 70 procent (ernstig) overgewicht en kunnen ze nauwelijks aanspraak maken op hun netwerk.

Mensen met een niet-westerse migratieachtergrond komen in deze klasse het vaakst voor. Ze geven hun leven gemiddeld een 6,8. Met 65 jaar zijn deze mensen gemiddeld vrij oud.

Vrouwen verdienen nog altijd minder geld dan mannen. Ook als zij precies hetzelfde werk doen. Dat wordt de loonkloof genoemd. Maar het verschil wordt ook veroorzaakt doordat vrouwen veel vaker werken in sectoren waar minder wordt betaald.
Lees meer over
SCPGeldInkomensongelijkheidSamenlevingNederland