Onderzoek: inkomensongelijkheid bij mannen flink toegenomen
De inkomensongelijkheid in Nederland wordt al jaren als redelijk stabiel beschouwd. Maar achter de gemiddelden gaan 'forse verschillen' schuil tussen mensen met lagere en hogere inkomens. Zo is de ongelijkheid bij mannen flink toegenomen, in tegenstelling tot die bij vrouwen.
Dat concluderen hoogleraar economie Egbert Jongen en docent-onderzoeker Heike Vethaak van de Universiteit Leiden in een onderzoek dat is gefinancierd door vakbond FNV.
Op het eerste oog lijkt de groei van welvaart in Nederland behoorlijk gezond. Het gemiddelde besteedbaar inkomen van huishoudens is in de onderzochte periode van 1981 tot 2021 in totaal met 53 procent gegroeid.
Vooral dankzij vrouwen
Maar die groei is vooral te danken aan het toenemende aantal werkende vrouwen. Met name doordat vrouwen met lagere inkomens de afgelopen veertig jaar meer zijn gaan werken, nam het gemiddelde inkomen van vrouwen jaarlijks met 3,4 procent toe. Dit wel met de kanttekening dat het startniveau van vrouwen in 1981 een stuk lager lag dan dat van mannen.
Voor mannen ziet dat beeld er een stuk minder rooskleurig uit. Hun inkomens zijn in diezelfde periode maar mondjesmaat gegroeid (0,3 procent per jaar). In de laagste inkomensgroepen is het reëel inkomen (waarbij rekening wordt gehouden met de inflatie) van mannen zelfs afgenomen. Deze groep heeft dus minder te besteden dan veertig jaar geleden.
Dit in tegenstelling tot mannen met hogere inkomens. In de hoogste inkomensgroepen verdienen zij enkele tientallen procenten meer dan in 1981. Het gevolg: de ongelijkheid tussen inkomens van mannen is flink toegenomen, wat er ook voor zorgt dat de inkomens van huishoudens aan de boven- en onderkant uit elkaar groeit.
Daarmee gaan volgens de onderzoekers achter de relatief stabiele inkomensongelijkheid in Nederland wel degelijk grote veranderingen schuil. "Als de vrouwen in de lagere inkomensgroepen niet zoveel meer waren gaan werken, was de ongelijkheid in Nederland een stuk meer toegenomen", concludeert hoogleraar Jongen.
Minder kinderen
Wat de onderzoekers ook opviel, is dat er sterke verschillen bestaan in de gezinssamenstelling van huishoudens met lagere en hogere inkomens. Zo zijn er vandaag de dag een stuk meer alleenstaanden en alleenstaande ouders in Nederland, en ligt ook het gemiddelde aantal kinderen per gezin lager. Uit het onderzoek blijkt dat dit vooral het geval is bij huishoudens die minder te besteden hebben. Bij de hoogste inkomens is het aantal kinderen nauwelijks afgenomen en soms zelfs toegenomen.
Economisch historicus Jan Luiten van Zanden noemt de bevindingen plausibel en overtuigend. Hij ziet overeenkomsten met de conclusie die econoom Wiemer Salverda vorig jaar al trok: namelijk dat de stijging van welvaart in Nederland in de afgelopen decennia voorbij is gegaan aan minima.
"Ik denk dat als je nog dieper graaft, je nog meer 'verborgen' ongelijkheidstrends zult tegenkomen", zegt Van Zanden. "Ook de woningmarkt is in die zin een bron van verborgen toegenomen ongelijkheid. De onderste 50 procent is de afgelopen 40 jaar steeds meer huur gaan betalen, terwijl de bovenste 50 procent rijk is geworden van de waardetoename van het eigen huis."
Om een volledig beeld te krijgen van ongelijkheid in Nederland zou volgens hem de zogenoemde 'brede welvaart' in kaart moeten worden gebracht. Daarbij wordt naast inkomen en vermogen ook gekeken naar zaken als gezondheid, onderwijs, milieu en leefomgeving, en persoonlijke ontplooiing.