Reizigers de pineut: regionaal vervoer dreigt 11 procent duurder te worden
De prijzen voor openbaar stads- en streekvervoer zullen volgend jaar weer buitengewoon hard stijgen. De verwachting is dat kaartjes en abonnementen in 2024 maar liefst 11,3 procent duurder worden.
Dat bevestigt DOVA, de club van decentrale ov-autoriteiten, aan RTL Nieuws.
11,3 procent
Het samenwerkingsverband, waarin alle provincies, de vervoersregio Amsterdam, de metropoolregio Rotterdam Den Haag en het ov-bureau Groningen Drenthe zijn vertegenwoordigd, berekent ieder jaar met welke kostenstijgingen ov-bedrijven te maken krijgen. Dat heet de Landelijke Tariefindex (LTI).
De prijzen van kaartjes worden vrijwel altijd met dat percentage verhoogd. In alle regionale concessies, dat zijn de afspraken die de regionale overheden maken met de vervoersbedrijven, is vastgelegd dat de prijzen jaarlijks worden aangepast aan de LTI, legt DOVA-voorman Jan van Selm uit.
Afwijken = bijleggen
De provincies mogen daar wel van afwijken, maar dan moeten ze zelf een extra vergoeding betalen aan het ov-bedrijf om de kosten te dekken. Dat gebeurt dus meestal niet.
Normaal gesproken is dat allemaal ook niet zo'n probleem, omdat in de meeste jaren de prijzen niet zo hard stijgen. Maar dat is volledig veranderd sinds vorig jaar.
Bijna 20 procent duurder in twee jaar
Zowel de brandstofkosten, de loonkosten in het ov als de overige kosten voor ov-bedrijven zijn fors gestegen. Dit jaar werden de prijzen daarom al opgehoogd met 7,24 procent. Volgend jaar komt daar waarschijnlijk dus nog 11,3 procent bovenop. In twee jaar tijd stijgen de prijzen voor het regionale ov daardoor met ruim 19 procent.
"Dat is natuurlijk ongehoord", zegt Freek Bos van reizigersvereniging Rover. "Die rekenmethode is best fair en te begrijpen, maar hier moet een oplossing voor komen."
"Er verdwijnen nu letterlijk lijnen en dan moet je ook nog 20 procent bijbetalen. Dit vraagt op oplossingen", vervolgt Bos.
Adviestraject
Later in het jaar volgt er nog wel een adviestraject, waarbij onder andere consumentenorganisaties hun zienswijze kunnen geven en controleren of de LTI juist is berekend. Zij kunnen dan ook een advies meegeven aan de provincies of zij zelf een deel van de financiële pijn moeten nemen, maar dit advies is niet bindend.
