Meer kans op natuurbranden: sinds 1950 dubbel zoveel risicodagen
De kans op natuurbranden is in de afgelopen decennia flink toegenomen. Sinds 1950 is het gemiddelde aantal risicovolle dagen verdubbeld, meldt het KNMI. Op zulke dagen is de minimale luchtvochtigheid lager dan 50 procent, waardoor kleine of dode gewassen al binnen een paar uur droog genoeg zijn om in brand te vliegen.
De luchtvochtigheid neemt af omdat het door klimaatverandering steeds warmer wordt in Nederland. Rond 1950 zag De Bilt ongeveer 46 brandgevoelige dagen per jaar. Nu zijn dat er circa 94.
Vooral in de lente
Vorig jaar was extreem droog en signaleerde het KNMI een recordaantal van 127 brandgevoelige dagen. Die komen het vaakst voor in de lente, gevolgd door de zomer. In Nederland is de lente vaak het seizoen met de minste neerslag.
Of er ook echt brand ontstaat op een risicodag is afhankelijk van de omstandigheden. Dood en droog gras brandt makkelijker dan loofbos, merkt het KNMI op.
Oorzaken
Ook moet er een soort ontsteking zijn. De mens veroorzaakt die meestal, bijvoorbeeld met barbecueën of onzorgvuldig omgaan met vuur. Ook kan er vuur komen als een trein remt, door vonken die dan ontstaan.
In de nacht kunnen gewassen vaak weer enigszins herstellen, omdat de luchtvochtigheid dan hoger is dan overdag. Dagen met te weinig luchtvochtigheid in de nacht komen weinig voor, maar ook dat aantal stijgt, ziet het KNMI. In 1950 was dat er ongeveer één per jaar in De Bilt, nu zijn dat er gemiddeld drie per jaar.