Studenten die vrouwen 'sperma-emmers' noemden niet vervolgd
De vier leden van het Amsterdamsch Studenten Corps (ASC) die vorig jaar in opspraak raakten omdat ze in een toespraak vrouwen 'hoeren' en 'sperma-emmers' hadden genoemd, worden daarvoor niet vervolgd. Het Openbaar Ministerie heeft de aangifte van een vrouw geseponeerd.
Dat heeft het OM vandaag bekendgemaakt in een verklaring. De vrouw had behalve tegen de vier leden ook aangifte gedaan tegen het corps zelf. Die aangifte is eveneens geseponeerd.
Op 13 december 2022 werd er aangifte gedaan wegens aanzetten tot haat, discriminatie en geweld tegen vrouwen vanwege hun geslacht. Maar het OM concludeert nu dat er geen sprake is van strafbare feiten. "Het OM begrijpt dat een aantal mensen zich door de opmerkingen gekwetst hebben gevoeld. Er zijn weliswaar fatsoensnormen overschreden, maar dat maakt het nog niet strafbaar."
Herendiner
De ophef ontstond na een 'herendiner' van het corps, waarbij vanaf een podium in toespraken vrouwonvriendelijke uitspraken werden gedaan. Op sociale media verscheen een video waarin vrouwen 'hoeren' worden genoemd. Als het publiek vervolgens 'hoer' scandeert, antwoordt de man die de speech geeft: "Exact mannen, jullie beginnen ze een beetje te herkennen."
Vrouwen werden ook voor 'sperma-emmers' uitgemaakt.
Het OM heeft de vier uitingen waartegen aangifte is gedaan getoetst op strafbaarheid wegens 'groepsbelediging' en 'aanzetten tot haat, discriminatie en geweld'. Naast de twee genoemde woorden werd ook gezegd dat 'mannen de nekken van vrouwen moeten breken, om hun lul in te steken' en 'vrouwen niks en niks meer zijn dan een hoer'.
'Geen strafbare uiting'
Groepsbelediging wegens geslacht levert geen strafbaar feit op omdat dit geen grond is die wordt genoemd in het wetsartikel dat betrekking heeft op groepsbelediging. Tevens wordt naar het oordeel van het OM met de uitingen juridisch gezien niet aangezet tot haat, discriminatie of geweld.
Het OM heeft begrip voor de bezwaren, maar schrijft ook: "Het is echter belangrijk om te benadrukken dat de mate waarin uitingen onwenselijk of onacceptabel zijn, niet beslissend is voor de vraag of er ook sprake is van een strafbare uiting. In deze zaak is daarvan geen sprake."