Boer Joost is Nederlands eerste veganistische akkerbouwer
Zijn groente en fruit diervrij? Niet helemaal, vindt akkerbouwer Joost van Strien. Vaak wordt dierlijke mest gebruikt om de gewassen te laten groeien. Hij stapte daarom over op maaimeststoffen van bloemen en planten en kreeg daarvoor als eerste Nederlandse boer het internationale Biocyclic Vegan-keurmerk.
Boerderij Zonnegoed van Joost van Strien in Ens (Noordoostpolder) oogt op het eerste gezicht als ieder ander akkerbouwbedrijf. Groente die net is ingezaaid en groente waarvan de groene sprieten al zichtbaar zijn, wisselen elkaar af op het 93 hectare grote terrein.
Het grote verschil: Van Strien ruimt veel plek in voor gras, kruiden en voor bloemen en planten zoals luzerne, weegbree, wilde peen en klaver. Deze vlinderbloemige planten nemen veel stikstof uit de lucht en nutriënten uit de bodem op en leggen het vast in hun wortels. Het is zijn maaimeststof. De gemaaide en gehakselde bloemen en planten verwerkt hij op andere percelen in de grond, om de groentes die hij kweekt voedingsstoffen te geven.
Mest
"In 1992 heb ik deze boerderij overgenomen", vertelt hij. Het was een regulier akkerbouwbedrijf, maar binnen vijf jaar ging hij biologische groenten telen. Biologische boeren mogen geen kunstmest gebruiken omdat het is gemaakt van synthetische stoffen en zijn voor het voeden van hun gewassen aangewezen op dierlijke mest.
"Als biologische groenteteler ben je dus afhankelijk van productiedieren, zoals kippen, varkens en koeien. Dat is iets waar veel mensen - ook veganisten - vaak niet bij stil staan."
Van Strien zocht naar een andere oplossing. Hij teelde voor een veehouder al vlinderbloemige planten (klaver en luzerne). "Die gaf het aan zijn vee als voer. Maar daar kreeg ik verhoudingsgewijs weinig voor. En ik voerde heel veel goede mineralen van mijn land af. Dat zat me dwars. Wat als ik die mineralen eens op mijn eigen land kon houden? Dan liep ik inkomsten van de veehouder mis, maar had ik ook minder mest nodig."
Bodem
Hij begon rond 2008 op kleine schaal met experimenten, al zeiden veel collega's dat het niet kon. "Ze zeiden dat er te weinig biomest was en dat er zelfs gangbare mest nodig was. Als je heel intensief teelt heb je inderdaad nooit genoeg. Dan put je de bodem helemaal uit. Maar als je echt op een andere manier gaat telen, waarbij je niet het uiterste van de bodem vraagt, dan kan het wel. Ik zet ook gewassen neer die qua stikstof en nutriënten iets teruggeven aan de bodem."
Uitgangspunt was dat de opbrengsten niet te ver mochten dalen. Hij moest er wel van kunnen leven. Een halve hectare werd gebruikt voor het eerste experiment. Het werkte maar het plan om het verder te ontwikkelen bleef toch in de ijskast liggen.
Financiën
"Er waren wat financiële nadelen, met name omdat je de planten niet meer aan de veehouder kon verkopen. Het leek me meer geschikt voor akkerbouwers die verder van veehouders af zitten. En er waren wat technische problemen. Je hebt een goede bodem nodig en veel vocht. In een droog jaar is het heel erg lastig, dan groeit het gewas dat je met plantaardige mest hebt bemest minder hard."
Roer toch om
Twee jaar geleden begon het toch weer te kriebelen. Er kwamen andere argumenten bij om weer te beginnen. "Er zijn duidelijk teveel dieren. We hebben eten en stro uit het buitenland nodig om ze te voederen. Bovendien werd mest duurder en hoorde ik dat bij dierlijke mest bestrijdingsmiddelen vanuit het stro meekomen.. Toen besloot ik om het roer toch om te gooien. Ik zie de bodem echt als mijn kapitaal"
Hij begon met spinazie, een fijn gewas om mee te testen omdat het snel groeit en veel stikstof opneemt. Inmiddels teelt hij negen hoofdgewassen. "Pompoenen, aardappelen, wortels, pastinaak, rode bieten, uien , tuinbonen, spelt en kool", zo soms hij op.
Keurmerk
Als eerste boer in Nederland kreeg Van Strien in mei 2021 het Biocyclic Vegan-keurmerk, een internationaal keurmerk dat ook sommige agrariërs in landen als Frankrijk, Duitsland, en Oostenrijk hebben. Het is het bewijs dat de voedselproductie op het bedrijf volledig diervrij is.
Financieel is het rendabel, weet hij. "Per hectare ligt de kostprijs grofweg op 3000 euro, de meerkosten voor plantaardige bemesting zijn ongeveer 150 euro. Op korte termijn kost het extra, maar ik kan ervan rondkomen. En op lange termijn bouw je ook iets op. Je bodem is je kapitaal. Je moet zorgen dat je kapitaal groeit."
Eenzesde van het totale oppervlakte heeft hij nodig voor de maaibloemen. "Dat perceel levert dus niets op, maar staat in dienst van de andere gewassen. Dat heb ik in de kostprijs meeberekend. En trouwens, koeien hebben ook land nodig."
No shit
Hij kan oogsten in augustus. Dan wil hij ook een eigen vegan groentemarkt lanceren onder de naam 'no shit'. "Nu verdwijnen mijn groenten in de schappen van de gewone biologische markt. Ik wil ze graag herkenbaar in de markt zetten om zo het bewustzijn te vergroten en een beweging in gang te zetten. En ik overweeg direct aan consumenten te leveren, er komen veel verzoeken van particulieren binnen."
Compleet biologisch telen is een zaak van de lange adem, legt hij uit. Des te langer hij het doet, des te beter het zal gaan. Dat heeft te maken met de toename van beestjes in de grond, die op de mineralen afkomen.
Poepende wormen
De worm is het belangrijkst. Dit grondvretende en humuspoepende beestje ploegt op natuurlijke wijze de grond om en zorgt voor bemesting. "Ze doen eigenlijk het werk van de koe. Het bodemleven maakt de voedingsstoffen vrij. "
Boven de grond zoemt het in de zomer van de insecten. Dat is belangrijk voor de bestuiving van de gewassen. De biodiversiteit op de plantaardig bewerkte grond is hoog en er gaat geen stikstof verloren.
"Ik ploeg de grond ook niet om, dat houdt de grond vruchtbaar en door niet te ploegen houd je koolstof vast. De hoeveelheid beestjes zal alleen toenemen wat goed is voor de grond."
Haalbaarheid
Hij is ervan overtuigd dat ook andere boeren over zullen stappen. Wat de boer niet kent, dat eet hij niet. "Maar die terughoudendheid neemt af als ze zien dat het werkt. Ik wil boeren ook in mijn filosofie meenemen en laten omschakelen."
Ze zijn welkom om op de boerderij te komen kijken. Hij deelt de kennis graag. Over 20 jaar hebben we een landbouw met minder productiedieren, veel minder kunstmest en veel meer natuurlijk geproduceerd plantaardig voedsel, verwacht Van Strien. "Zo kunnen we, zonder nog meer natuur op te offeren voor landbouwgrond de groeiende wereldbevolking blijven voeden."
Experimenteren
Van Strien is nog niet klaar met experimenteren en ontwikkelen. "Sommige planten doen het qua stikstofopname en mineralen beter dan anderen. Ik denk dat een breed mengsel het beste is. Des te meer nutriënten worden door de grond opgenomen."
Zowel biologische boeren als conventionele boeren kunnen de stap maken, denkt hij. Al is de overstap als je nog conventioneel boert wel groot. "Het plantaardig materiaal moet verteerd worden. En het aan kunstmest verslaafde systeem moet overschakelen. Je moet eerst een paar jaar besteden aan bodemvruchtbaarheid. Maar kunstmest zal verdwijnen, de kwaliteit van je grond daalt er ieder jaar door. Je boert achteruit, op lange termijn gezien."