(H)echte liefde
Wil het een beetje wat worden met de liefde, dan helpt het als je goed gehecht bent. Aan je verkering natuurlijk, maar vooral aan jezelf en het veilige nest van vroeger. Hoe zit dat precies? En hoe stuur je bij als die verlatingsangst toch een hardnekkige blijkt?
Een nieuwe liefde, een nieuwe baan, een nieuwe klus: je laat je van je beste kant zien en je wilt vooral niet dat het stopt. Logisch. Een complimentje helpt dan, zekerheid in de vorm van een ring of een contract ook. Maar het kan ook zijn dat je onzeker blijft, of dat je steeds opnieuw bevestiging zoekt van je lover of je baas. In dat geval kan het geen kwaad om eens terug te blikken naar je vroege kindertijd, zegt Hannah Cuppen, auteur van het boek Liefdesbang.
Veel bevestiging vragen, kan namelijk duiden op een liefdesbange dynamiek. En die is absoluut niet voorbehouden aan partnerrelaties, weet Cuppen. “Zo’n angstige dynamiek neem je mee in al je relaties, want het zit in je lijf. In werk en vriendschappen kun je er wat makkelijker omheen zeilen en in liefdesrelaties komt het het heftigst tot uiting, omdat daarin het beroep op intimiteit het grootst is. In een nauwe verbinding komt de verwonding van je innerlijke hechting aan de oppervlakte.
Gezond hechtingspatroon
Oké, dat vraagt om een uitleg. We gaan terug naar de eerste fase van je leven, waarin je leert om je te hechten aan de mensen om je heen. Dat heb je nodig, want als kind ben je helemaal overgeleverd aan je ouders. Voor een gezonde ontwikkeling is het noodzakelijk dat aan je behoefte aan veiligheid, warmte, voeding, bescherming, geborgenheid en liefde wordt voldaan. De bedoeling van de natuur is dat er een symbiose ontstaat met je moeder, waarin je die broodnodige veiligheid, vertrouwen en echtheid voelt. Kon je dat vroeger thuis, en kun je dat nu bij je geliefde, dan is er sprake van een gezond hechtingspatroon. Als dat goed zit kan een kind dat verinnerlijken en ontstaat er een veilige basis. Je voelt dan: ‘Er is voor mij een geborgen plek’ en dat contact maken veilig is.
Je twijfelt eerder aan jezelf dan aan je ouders
In die kwetsbare fase kan veel misgaan, waardoor die symbiotische relatie niet tot stand komt. Dan ontstaat er een interne verwonding, zoals Cuppen dat noemt. Als een moeder zelf die veilige basis niet heeft, kan ze die ook niet doorgeven aan haar kind. “Al in de baarmoeder kan een trauma ontstaan omdat een kindje de navelstreng om de nek heeft en doodsangst voelt. Of omdat de moeder tijdens de zwangerschap slecht nieuws krijgt over een ziek familielid. Maar ook wanneer je als baby al naar het ziekenhuis moet voor een heftige ingreep, of wanneer je ouders nog rouwen om een verloren kindje. Alle effecten rondom de basis van je leven hebben later invloed op je vertrouwen in jezelf en in de wereld om je heen.”
Te kwetsbaar
Lukt het niet met die symbiose, dan ontstaat er een onveilige hechting. Volgens psychotherapeut Franz Ruppert ontstaat er een ongezonde symbiose wanneer een kind wordt geboren bij een getraumatiseerde moeder of opgroeit bij een getraumatiseerde vader. Wanneer je je als kind aan zulke ouders probeert te hechten, ontstaat een symbiosetrauma, omdat je je hulpeloos en machteloos voelt in het zoeken naar een veilige hechting. Om welke reden dan ook. Je voelt als kind doodsangsten, afwijzing en verlatenheid, omdat je ouder niet emotioneel beschikbaar is en je kunt dan niet anders dan je eigen kinderlijke behoeften daaraan aanpassen.
Om een beeld van onvoorwaardelijke liefde in stand te houden, zul je eerder aan jezelf gaan twijfelen dan aan je ouders. Dat is simpelweg te kwetsbaar. En, wanneer je eigen behoeften als kind niet bevredigd worden, ben je bang om grenzen te stellen, omdat je tot elke prijs probeert de versmelting in het contact te bereiken dat je mist. “Als je niet in staat bent om gezonde grenzen te stellen, is dat vaak een kenmerk van een symbiosetrauma en een terugkerend thema in je latere leven,” vertelt Cuppen.
Om die reden reikt dit ook voorbij de schuldvraag. Het is niemands bedoeling dat zulke dingen gebeuren, dus het is niemands fout als een kind later onveilig gehecht blijkt te zijn. Vanuit eigen verwonding kunnen ouders vaak niet anders dan het doorgeven. Er is veel mededogen nodig om naar de eigen verwonding te kijken. In de meeste gevallen is het geen kwestie van onwil, maar van onvermogen. En als je dat inziet, kun je symbiosetrauma makkelijker duiden en er met meer mildheid naar kijken.
Patroon
Toch is daar ook wel wat moed voor nodig, weet Cuppen. “Veel mensen zeggen ‘ik heb een goede jeugd gehad,’ zelfs mensen waarvan je weet dat het niet zo is. Dat je ouders nog bij elkaar zijn en er altijd brood op de plank lag, is niet altijd de graadmeter.” Vaak is zo’n uitspraak het werk van het overlevingssysteem: je kunt het je simpelweg niet permitteren om in te zien dat het niet zo is. Er is een bepaalde mate van veiligheid nodig in een huidige situatie, om écht onder ogen te zien hoe het ooit was.
Je bent zelf de enige constante factor in al je relaties
Daarom komen de meeste mensen rond hun dertigste tot de conclusie dat hun hechting niet is verlopen zoals het moet.
De eerste keer of de eerste twee keer dat een relatie stukloopt kun je nog denken dat het aan de ander ligt, of aan de omstandigheden. Stopt het steeds weer na drie maanden of twee jaar? Dan is er misschien sprake van een patroon. Ook in werkrelaties. Was je baas echt iedere keer een ongevoelige eikel of zocht je zelf meer bevestiging dan hij zou kunnen geven? Misschien triggert de hiërarchie in je werksituatie wel het ouder-kind stuk bij je. Spreekt je baas niet genoeg waardering naar je uit, zoals je vader dat vroeger ook niet deed. Dat kan best. Natuurlijk heeft ieder mens waardering nodig, maar het kan zinvol zijn om te kijken waarom jij anders reageert dan je collega. Pas wanneer je het grote bouwen van carrière tot koters in je leven los kunt laten, krijg je de ruimte om écht naar jezelf te kijken. Uiteindelijk ben je zelf de enige constante factor in al je relaties.
Schijnautonomie
Als je onveilig, ook wel angstig genoemd, gehecht bent, bestaat de kans dat je verlatingsangst of bindingsangst ontwikkelt. Waar iemand met verlatingsangst vooral bevestiging zoekt, altijd samen wil zijn en voortdurend de omgeving scant of-ie wel veilig is, heeft iemand met bindingsangst juist veel behoefte aan ruimte voor zichzelf en geeft veel op voor zijn onafhankelijkheid. En waar de een juist zoekt naar die symbiose die hij nooit heeft gehad, roept de ander vooral: ‘laat het maar, ik doe het wel alleen.’ Maar onafhankelijkheid is een schijnautonomie. Echte autonomie betekent namelijk dat je anderen nodig hebt: je toont je sterk en zelfstandig, maar je durft ook kwetsbaar te zijn.
Geen wonder dus dat veel mensen die in deze dynamiek zitten, uiteindelijk voor een zelfstandig bestaan in werk (en soms ook in het happy single bestaan) kiezen. Freelancen, ondernemen, je eigen baas zijn is een handige manier om de liefdesbange dynamiek te overleven. En dat is prima als je echt graag onderneemt, maar jammer als je stiekem toch verlangt naar de voordelen van een dienstverband zoals zekerheid van inkomsten en de gezelligheid van collega’s.
“Er zit nog veel schaamte op dit liefdesbangthema,” constateert Cuppen. “En dat is zonde. Er is iets mis met mij, denken mensen dan, maar daar gaat het niet om. Pas als je de dynamiek herkent en de verwonding durft toe te laten, kun je hem doorbreken en een gelijkwaardige relatie aangaan. Zolang je dat niet doet, neem je dat gat in je hart gewoon mee, naar iedere nieuwe relatie die je aangaat. Je kunt wel blijven vluchten, maar uiteindelijk moet je gewoon gaan voelen. Dan komt die hechte liefde vanzelf.”
Les in liefde
Hannah Cuppen werkte tien jaar lang in haar praktijk voor psychotherapie en sprak daar veel over de invloeden van hechting op latere relaties. Uiteindelijk besloot ze haar bevindingen te bundelen in een boek, Liefdesbang, waarvan er inmiddels bijna 100.000 verkocht zijn. Later schreef ze ook de opvolger Liefdeskunst. Inmiddels is Cuppen geen praktiserend therapeut meer, maar geeft ze zowel live als online trainingen en lezingen.