Joëlle (6) overleed 1 jaar geleden: 'Eén knal. Niet eens zo'n harde, maar ik wist: dit is fout'
Je kind verliezen bij een auto-ongeluk. Het overkwam Annerieke Kwintenberg (33) uit Rijssen precies een jaar geleden. Een 83-jarige man reed haar 6-jarige dochtertje Joëlle aan op een zebrapad. "Ik ben niet boos. Maar soms denk ik wel: waarom míjn kind?"
Haar lach. Zo'n hoge schaterlach, die overal bovenuit klonk. Die mist Annerieke het allermeest. "Als je Joëlle hoorde lachen, kon je gewoon niets anders doen dan met haar mee lachen."
Het is vandaag precies een jaar geleden dat ze overleed. Een paar dagen daarvoor liep ze – zoals elke doordeweekse dag – samen met haar twee buurmeisjes naar school. "Er liep altijd één ouder mee met hen tot het zebrapad, en vanaf daar is het nog maar een klein stukje naar school. En aan het eind van de dag stond er ook iemand op dezelfde plek te wachten om die meiden op te halen."
'Dit is niet goed'
Die dag was het Annerieke zelf die 'de meiden' zou ophalen. "Ik weet nog dat ik stond te wachten en mijn dochtertje van 3, Rosanne, lekker op de grond zat te spelen. Joëlle en haar vriendinnetjes kwamen kletsend en lachend aanlopen, zoals meisjes van die leeftijd dat zo heerlijk kunnen, maar ze letten wel op. Ze letten áltijd op. Ik was ook geen angstige moeder, ik had nóóit verwacht of gevreesd dat er zoiets ergs zou gebeuren."
Eén knal. Niet eens zo'n hele harde. "Maar ik wist meteen: dit is niet goed. Joëlle lag in een grote plas bloed. Ik zag haar neusvleugels nog wel een beetje bewegen, dus ze ademde nog, maar er kwam geen reactie." Wat doe je dan, op zo'n moment, als moeder? Annerieke denkt even na. "Ik was geloof ik meteen in shock. Ik gilde niet, ik keek toe hoe andere mensen aansnelden en mijn dochter begonnen te reanimeren."
Hoop
Met loeiende sirenes naar het ziekenhuis. 'Mevrouw, dit is heel ernstig', had de arts in de ambulance gezegd. "Je beseft op zo'n moment niet wat dat inhoudt. Dat je je kind kan gaan verliezen. En je houdt hoop. Och, we hadden zo veel hoop."
Tot Joëlle naar een specialistisch ziekenhuis in Nijmegen werd overgebracht en de arts haar hersenscan liet zien aan Annerieke en haar man. Bijna alles in haar hersenen kleurde zwart op het computerscherm van de arts. Wat betekende: alles was aangetast. Het doemscenario kasplantje was niet eens een optie. "We wisten: we moeten haar laten gaan."
De eerste week was er die welbekende roes. De eerste maanden eigenlijk ook nog. Er kwamen heel veel 'lieve, fantastische mensen' van de kerk en uit de buurt over de vloer, en familie en vrienden, Joëlles juffen, met eten, met omhelzingen, met troostende woorden. "Maar het was tegelijkertijd zo ontzettend stil", weet Annerieke nog. Zodra Joëlles leven eindigde, verdween ook de levendigheid in hun huis. "Geen ritjes meer naar school, niet meer naar zwemles, niet meer naar atletiek. Oh, atletiek: dat vond ze echt gewéldig. Ze zat er net pas op, maar ze was er zo goed in. En ze straalde. Ja. Ze straalde echt."
Altijd buiten
Ook was Joëlle een buitenkind. Altijd tussen het groen. Takken verzamelen. Ze had veel vriendinnetjes. Brit, Maud en Annelon waren de beste. Ze was ook dol op knutselen, met Playmobil spelen. "Dat deed ze vooral met haar zusje. Die twee konden zo lief samen spelen."
Toen Joëlles zusje Rosanne een halfjaar na Joëlles overlijden voor het eerst naar de basisschool moest, ging het al snel ietsje beter met Annerieke en haar man. "Ik vond het moeilijk om weer langs die plek te rijden. Nog steeds denk ik: ja, daar lag ze. Maar het was ook goed om weer ritme te krijgen, Joëlles vriendinnetjes weer te zien op het schoolplein, om weer de deur uit te moeten voor je andere kind. Want Rosanne is er nog, en we moeten door voor háár."
Geen woede
Annerieke en haar man zijn niet boos. Ja, misschien zijn ze het even geweest. Op het leven. Dat dit gebeurt. Dat het hún kind was – al zegt ze er wel meteen achteraan dat je dit verdriet 'echt helemaal niemand gunt'. Maar woede jegens de bestuurder is er niet.
"Hij wilde dit niet. Dat weet ik zeker. Als het nou een alcoholist was, of iemand die veel te hard reed… En ja, er was sprake van onoplettendheid, maar als je iemand doodrijdt moet je daar de rest van je leven mee leven. Dat lijkt mij vreselijk."
Op een straf zijn ze ook niet uit. "Maar er komt wel een rechtszaak. Ik hoop niet op een gevangenisstraf of iets, maar ik vind wel dat hij niet meer mag rijden." Annerieke en haar man gaan er niet naartoe, hebben ze samen besloten. "We hebben een advocaat die ons op de hoogte houdt als dat nodig is. Voor de rest willen we de confrontatie niet aan. We hebben niets te zoeken in een rechtbank."
Stilstaan
Ze staat vandaag extra stil bij haar dochtertje. Maar ze probeert tegelijkertijd ook 'door te gaan'. "In het begin vond ik niets belangrijk. Etentjes, verjaardagen, vakanties. Nog steeds plan ik niet zo veel, het interesseert me allemaal wat minder. De glans is er vanaf. Maar toch ga ik door. Mensen zeggen dat ik sterk ben. Ik denk ook wel dat ik dat ben. Ik heb nooit gedacht: nu word ik gek van verdriet. Mijn man en ik blijven niet in wrok hangen en ons geloof helpt daarbij."
Herinneren, dat is wat ze doen en willen blijven doen. Herinneren hoe Joëlle was. Haar atletiektalent, haar liefde voor buiten, haar vrolijkheid. En ja: ook die lach. "Ik hoor die nog steeds. Niet op vaste momenten, maar gewoon, af en toe, schiet hij door mijn hoofd en dan ben ik dankbaar."
Moeilijk telefoongesprek
De man heeft vorige week gebeld naar het gezin. Hoe het ging, en of ze behoefte hadden aan een gesprek. "Het is heel aardig dat hij belt, dat moet ook moeilijk zijn voor hem, maar we hadden er geen behoefte aan. Ik ben bang dat het de wond weer open rijt, dat ik dingen te horen krijg die ik niet wil horen."
Wel kwam ze het stel eens tegen in de supermarkt in haar woonplaats. "Ik zag hun auto op de parkeerplaats. Ik schrok niet, ik dacht: ik ga gewoon naar binnen, haal m’n boodschappen en ga weer weg. Het is gewoon raar. Een rare, verdrietige situatie die niemand had gewild. Echt niemand."
Vooral nu het februari is, de maand waarin alles gebeurde, voelt Annerieke het verdriet oplaaien. "Je herbeleeft alles weer, de hele week na het ongeluk, en de eerste weken na de begrafenis. Ik deel het met vrienden en familie, en met mijn man, maar soms ook alleen."
Ze gaat dan een stukje lopen, of wat vaker naar Joëlles graf. "Ze heeft een mooi plekje. Haar steen zie je al in de verte als je aan komt lopen, dat vind ik mooi. En hij heeft een glinstering in de zon. Joëlle kon net zo glinsteren."