Raad van State: derdelanders uit Oekraïne houden voorlopig recht op opvang
Zes derdelanders die uit Oekraïne zijn gevlucht, mogen voorlopig toch in de opvang in Nederland blijven. Dat heeft de Raad van State bepaald. Eerder vandaag werden derdelanders uit de opvang gezet omdat hun recht op bescherming is verlopen, maar deze zes wachten nog op een uitspraak van de rechter.
Na het nieuws over derdelanders die uit de opvang in Dordrecht en Meppel werden gezet, liet de Raad van State weten met een zogeheten voorlopige voorziening te komen voor deze groep. Derdelanders zijn mensen die met een tijdelijke verblijfsvergunning in Oekraïne woonden, en tijdens de oorlog naar Nederland zijn gevlucht.
'Richtinggevend'
De Raad van State zegt dat de voorlopige voorziening alleen geldt voor deze zes zaken, maar 'richtinggevend' is voor de andere derdelanders. Het is aan de staatssecretaris om te beslissen of zij nu ook voorlopig mogen blijven.
Volgens advocaat Wil Eikelboom, die enkele vluchtelingen bijstaat, is het 'ondenkbaar' dat demissionair staatssecretaris van Asiel Eric van der Burg de uitspraak 'niet van toepassing verklaart op de hele groep', zo zei hij op X.
Je hebt niet alle cookies geaccepteerd. Om deze content te bekijken moet je deaanpassen.
Maar de Tweede Kamer zei vanmiddag nog dat het kabinet 'het maximale' moet doen om de groep uit te zetten. "Derdelanders die veilig kunnen terugkeren naar hun herkomstland, dienen zo snel mogelijk te vertrekken", was de boodschap van de Kamer aan het kabinet.
Van der Burg noemt de uitspraak van de Raad van State onduidelijk. "In korte tijd heeft de Raad van State twee tegenstrijdige uitspraken gedaan. Deze onduidelijkheid helpt helemaal niemand. Dat draagt niet bij aan vertrouwen en bestuurbaarheid. We kijken nu wat dit precies betekent", zegt hij via een woordvoerder. Van der Burg wijst erop dat de Raad van State in januari nog oordeelde 'dat de tijdelijke bescherming van derdelanders eindigt op 4 maart 2024'.
Naar de rechter gestapt
Derdelanders mochten hier net als gevluchte Oekraïners wonen, werken en studeren en kregen leefgeld. Op 4 maart verviel dat recht, waarna ze vier weken kregen om asiel aan te vragen of de opvang te verlaten. Die vier weken zijn nu voorbij.
Veel derdelanders zijn naar de rechter gestapt om hier net als Oekraïners het eind van de oorlog te mogen afwachten, maar de verschillende rechtbanken oordeelden daar verschillend over.
De rechtbanken in Den Haag, Rotterdam, Zwolle, Utrecht en Arnhem oordeelden dat ze geen recht meer hebben op bescherming, terwijl de rechtbanken in Haarlem, Roermond en Den Bosch oordeelden dat ze hetzelfde moeten worden behandeld als Oekraïners.
Duidelijkheid van Europese rechters
De rechtbank in Utrecht verbood voorlopig de uitzetting van 95 derdelanders, omdat hun zaken niet op tijd konden worden behandeld. De rechtbank in Amsterdam vroeg de Europese rechters om duidelijkheid. Die moet nog komen.
Vorig jaar spraken we met Ahmed, een Syriër die opgroeide in Soedan en sinds een paar jaar in Oekraïne studeerde. Toen de oorlog uitbrak, vluchtte hij met zijn vriendin naar Nederland. Hij mocht toen in elk geval nog een half jaar in een opvangcentrum voor Oekraïense vluchtelingen blijven.