Minder gefladder: nog nooit zo weinig vlinders geteld

De vlinderpopulaties zijn in ruim 30 jaar tijd met 56 procent afgenomen. Afgelopen jaar was de vlinderstand lager dan ooit geteld. We zien dus steeds minder soorten die normaal gesproken veel voorkomen.
Dat blijkt uit cijfers van het CBS en de Vlinderstichting die vandaag bekend zijn gemaakt. De tellingen laten zien dat de vijftien algemeenste dagvlinders in tien jaar met ruim 35 procent zijn afgenomen.
Bekende soorten
De soorten vervullen een belangrijke rol in de natuur, schrijft het CBS. Ze zorgen onder andere voor de bestuiving van bloemen en zijn een voedselbron voor andere diersoorten.
Het gaat onder meer om het icarusblauwtje (een bruin of blauw gekleurde vlinder) en het groot koolwitje (met witte vleugels, het vrouwtje heeft twee zwarte vlekken op de voorvleugel). Van de veel voorkomende soorten gingen de meeste in aantal achteruit, maar drie soorten gingen erop vooruit.
In 2024 werden minder zwartsprietdikkopjes en heideblauwtjes gezien dan ooit eerder bij de tellingen. "Het donker pimpernelblauwtje is helemaal niet meer gezien", schrijft het CBS over de donkerblauwe vlinder die beschermd is in Europa. "De soort lijkt uit Nederland te zijn verdwenen." Het hooibeestje (oranje met een bruine rand en een oogvlek) werd afgelopen jaar juist het meest waargenomen sinds de tellingen in 1992 zijn begonnen.
Redenen
De Vlinderstichting en het CBS noemen meerdere redenen voor de achteruitgang bij vlinders. "De belangrijkste oorzaak is het verlies en de versnippering van geschikte leefgebieden, zoals heide, open duinen en kruidenrijke graslanden."
Ook worden leefgebieden steeds minder geschikt, onder andere door stikstofneerslag. Daardoor verdwijnen open plekken en nectarplanten. Klimaatverandering komt daar bovenop, met droogte en soms juist extreme regenval als gevolg. Verder laat wetenschappelijk onderzoek zien dat chemische bestrijdingsmiddelen slecht zijn voor vlinders.