Inflatie blijft hoog: 'Energieprijzen sijpelen door naar voedsel'

Een mandje producten en diensten waarvoor je vorig jaar april nog 100 euro aan kwijt was, kost je nu 109,60 euro, blijkt uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).

Er is een klein lichtpuntje. de inflatie is namelijk iets lager dan de 9,7 procent die in maart werd gemeten. Dat was toen de hoogste inflatie sinds april 1976. Daarmee komt er een voorlopig einde aan steeds hoger wordende inflatiecijfers van de afgelopen maanden.

Voedsel duurder

Maar er is ook minder goed nieuws. Zo zijn het niet meer vooral de hogere energieprijzen die zorgen voor een hoge inflatie, ook andere producten, zoals voedsel, zijn duurder geworden dan een jaar geleden.

De hogere energieprijzen sijpelen door naar de prijzen van andere producten, zegt Jan-Paul van de Kerke, econoom bij ABN Amro, tegen RTL Z.

Dat betekent dat we niet zomaar van de hoge inflatie af zijn, vult Frank Notten, econoom bij het CBS, aan.

Lonen

Er zitten namelijk vaak langlopende contracten achter voedselprijzen, legt hij uit. Voeding was in april 8,5 procent duurder dan een jaar eerder, terwijl dat in maart nog 6,2 procent was en in februari nog 4,9 procent.

Bovendien geeft de hoge inflatie munitie aan de onderhandelingstafel als het gaat om cao-lonen. Als de lonen inderdaad omhoog gaan, dan zorgt dat weer voor hogere kosten voor bedrijven en dat kan ervoor zorgen dat zij de prijzen doorberekenen. Dat geeft de inflatie een impuls, aldus Notten.

De cao-lonen stegen in maart overigens met 2,7 procent, blijkt uit de cao-kijker van de Algemene Werkgeversvereniging Nederland, die betrokken is bij het merendeel van alle 850 Nederlandse cao's in Nederland.

Koopkracht

Dat de lonen niet net zoveel stijgen als de inflatie betekent dat onze koopkracht daalt, aldus Van de Kerke. "Maar de inflatie zoals het CBS die berekent, raakt niet alle consumenten nu even hard."

Zo hebben veel Nederlanders een langlopend energiecontract, waardoor de inflatie die zij ervaren minder hoog is dan het CBS berekent. 

In onderstaande video legt Frederieke Hegger uit dat de torenhoge prijzen er vooralsnog niet voor zorgen dat we minder uitgeven.

Maar in de tweede helft van het jaar zullen meer consumenten daadwerkelijk met hogere prijzen te maken krijgen en dus in hun koopkracht geraakt worden, denkt Van de Kerke. 

Energie

De prijsstijging voor energie was in april nog steeds zeer hoog. Alhoewel deze met 136 procent minder hoog was dan de 157 procent van maart.

De accijnsverlaging op benzine en diesel drukte de inflatie wat. Zo waren motorbrandstoffen in april bijna 25 procent duurder dan een jaar eerder. In maart was dat nog ruim 36 procent.

Vlees 10 procent duurder

Nog altijd zorgen prijzen voor elektriciteit en gas voor het grootste deel van de inflatie. Van de totale inflatie van 9,6 procent kwam 5,15 procent door huisvesting, water en energie.

Duurdere voedingsmiddelen hadden een aandeel van ruim 1 procentpunt in de inflatie. Dat lijkt beperkt, maar het is meer dan in maart. Vlees, bijvoorbeeld, werd 10,5 procent duurder. In maart was dat nog maar 5,5 procent.

Ook groenten, zuivelproducten en brood stegen in prijs.

Verschil met Europese berekening

Het Europese statistiekbureau Eurostat maakte anderhalve week geleden al de inflatie bekend. Dat cijfer was anders dan de inflatie die het CBS berekent.

Dat komt doordat Eurostat gebruik maakt van de Europees geharmoniseerde methode (HICP), die in het leven is geroepen om de inflatiegegevens van verschillende Europese landen goed met elkaar te kunnen vergelijken.

Het belangrijkste verschil met de inflatie die het CBS berekent is dat voor de Europese methode de uitgaven aan een eigen huis niet worden meegerekend.