Coronapatiënten in ziekenhuis zijn vooral ouderen en mensen met aandoeningen
Het RIVM heeft meer details bekendgemaakt over de Nederlandse coronapatiënten. Veel patiënten die overlijden of in het ziekenhuis worden opgenomen, hebben onderliggende aandoeningen zoals diabetes, hart- of longproblemen.
Verder blijkt dat twee derde van de mensen die met Covid-19 zijn opgenomen in het ziekenhuis, 65 jaar of ouder is.
Tot dusver zijn 1230 Covid-19-patiënten opgenomen in een ziekenhuis. Het gaat daarbij onder meer ook om 11 kinderen onder de 10 jaar, maar het merendeel van de opgenomen personen is aanzienlijk ouder. Twee derde van de opgenomen patiënten is 65 jaar of ouder, een kwart ouder dan 80 jaar.
Op dit moment zijn 276 mensen in Nederland overleden aan de gevolgen van het coronavirus. Allemaal waren zij 55 jaar of ouder. 60 procent was 80 jaar of ouder.
Leeftijd Covid-19-patiënten
Je hebt niet alle cookies geaccepteerd. Om deze content te bekijken moet je deaanpassen.
Bij de patiënten die tot dusver overleden was vaak sprake van onderliggende aandoeningen. Het gaat dan bijvoorbeeld om diabetes, hart- en longaandoeningen.
Bekende gevallen
Niet van alle overleden personen is bekend of dit het geval was. Bij 164 van de 276 overleden personen wel: van hen had ruim 90 procent een onderliggende aandoening, slecht 15 patiënten hadden dit niet.
Ook bij de ziekenhuisopnames is het aandeel patiënten met een andere aandoening hoog. 784 van de 1041 bekende gevallen had naast Covid-19 ook een andere aandoening. Van 454 overige patiënten is niet gemeld of er onderliggende aandoeningen zijn of waren.
Onderliggende aandoeningen
Je hebt niet alle cookies geaccepteerd. Om deze content te bekijken moet je deaanpassen.
Veel mannen
Onder de opgenomen en overleden patiënten zitten meer mannen dan vrouwen: bijna twee derde is man. Van de mensen die positief getest zijn, is de verhouding wel gelijk. Dat kan er op wijzen dat mannen relatief vaker overlijden na een besmetting.
Maar het zou ook kunnen dat mannen überhaupt vaker besmet raken. Dat de verhouding bij de positieve testen dan wel 50/50 is, zou kunnen worden verklaard door het feit dat veel zorgmedewerkers getest worden, wat relatief vaak vrouwen zijn. Dat is op basis van deze cijfers niet met zekerheid te zeggen.