Alles op alles voor de avondklok, maar werkt die eigenlijk wel?
De meest omstreden maatregel in de strijd tegen het coronavirus is, als het aan het kabinet ligt, voorlopig niet van de baan. Premier Mark Rutte wil de avondklok in elk geval tot 2 maart behouden en misschien ook nog wel daarna. Maar hoe effectief is die maatregel eigenlijk, wil onder anderen Johan weten.
Het kabinet zette de afgelopen dagen alles op alles om de avondklok in stand te houden. Nadat de rechter dinsdag de avondklok per direct had opgeheven na een rechtszaak van de actiegroep Viruswaarheid, sprak premier Mark Rutte dezelfde dag nog over het vermeende effect van die avondklok.
In een persconferentie waarin hij hoger beroep aankondigde (de uitspraak daarvan is volgende week), sprak hij over 10 procent minder besmettingen als gevolg van de avondklok in combinatie met de éénpersoonsbezoekregeling. "En dat is heel veel", voegde Rutte daaraan toe. "Mensen, echt, Nederland, je kunt niet zonder."
Hoe komt Rutte tot dat percentage?
Op woensdag 20 januari sprak RIVM-directeur Jaap van Dissel over de avondklok in de Tweede Kamer. Tijdens een zogenoemde technische briefing noemde hij toen 8 tot 13 procent reductie als gevolg van het invoeren van een avondklok. Van Dissel baseerde zich daarbij op vier internationale studies die waren besproken binnen het Outbreak Management Team (OMT).
Neem 8 en 13 procent, deel het door twee en je komt afgerond tot 10 procent. Dan zou de effectiviteit op 20 januari al bekend zijn geweest, nog voor de invoering van de avondklok. Maar zo simpel ligt het niet.
De 10 procent effectiviteit waar Rutte het over had, is afkomstig uit het een-na-laatste, 99ste advies van het Outbreak Management Team. Daarin staat - in gewone mensentaal - dat we als gevolg van de avondklok en éénpersoonsbezoekregeling minder mensen ontmoeten, dus ook minder kans hebben om ziek te worden. De reductie blijkt dan uit te komen op ongeveer 10 procent.
Extra daling van 10 procent
Dat percentage is berekend door het reproductiegetal op datum X te vergelijken met het reproductiegetal op datum Y, zegt een woordvoerder van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). "En daaruit volgt dan de conclusie dat de maatregelen zorgen voor een extra daling van circa 10 procent van het R-getal, ongeveer gelijk aan het eerder gerapporteerde percentage van 8 tot 13 procent."
Maar is dat wel een goede vergelijking? "Het is ontzettend moeilijk om te beoordelen hoe effectief een specifieke maatregel is", zegt Bert Slagter, expert in onderzoek naar complexiteit en onzekerheid. "In dit geval zal de RIVM een vergelijking hebben gedaan tussen de week voor het ingaan van de avondklok met de week na het ingaan van de avondklok. In zo'n vergelijking wordt ervanuit gegaan dat al het andere gelijk blijft. Terwijl in werkelijkheid gedrag kan zijn veranderd, de Britse variant kan zich verder hebben verspreid, of de testbereid kan zijn afgenomen als gevolg van het GGD-datalek."
Slagter: "Het liefst zou je twee parallelle werelden met elkaar vergelijken: één met en één zonder avondklok. Dan weet je het precieze effect van de maatregel. Omdat dat niet kan, is dit het beste wat we hebben."