Europees Parlement stemt voor klimaatmaatregelen: vervuiler betaalt
Een ambitieus doel stellen is leuk en aardig, maar dan begint het echte werk pas. Daarom is er vandaag in het Europees Parlement gestemd over maatregelen die er samen voor moeten zorgen dat de uitstoot van broeikasgassen met 55 procent is afgenomen in 2030.
Dit is onderdeel van het "Fit for 55" pakket: in 2030 moeten er 55 procent minder broeikasgassen uitgestoot worden in vergelijking met 1990.
De aangenomen maatregelen moeten nu nog formeel door de Raad van de Europese Unie worden aangenomen. Die raad bestaat uit de vakministers van de EU-landen. Daarna wordt het een wettelijke verplichting.
Waar is over gestemd?
De meeste maatregelen die nu zijn aangenomen gaan over het beprijzen van CO2-uitstoot: de vervuiler gaat betalen. Dat was al het geval voor verschillende sectoren, maar dat moet nu worden uitgebreid, vindt het parlement.
In Europa gebruiken we daar het emissiehandelssysteem (ETS) voor. Dat gaat ook gelden voor bijvoorbeeld internationale vluchten. Tot nu toe leunt de luchtvaart sterk op het compenseren van hun CO2-uitstoot in plaats van de eigen uitstoot te minderen.
Ook in de scheepvaart, mobiliteit en de bebouwde omgeving zal er betaald moeten gaan worden voor de CO2-uitstoot. Het komt erop neer dat in 2030 het leeuwendeel van de uitstoot onder een emissiehandelssysteem zal vallen. Dat geldt dan voor alle sectoren behalve de landbouw.
Bedrijven mogen onderling wel uitstootrechten kopen en verkopen (zie kader). Zij worden daardoor gestimuleerd om hun productie te vergroenen, en anderzijds krijgen consumenten een financiële prikkel om voor een uitstootarmer alternatief te kiezen.
Het totale aantal uitstootrechten gaat gestaag naar beneden, en dat zorgt ervoor dat de aangesloten bedrijven hun uitstoot terug moeten brengen. Als de huidige trend wordt voortgezet zullen er in 2040 geen uitstootrechten meer in omloop zijn.
Het Europese emissiehandelssysteem (ETS) is een manier om CO2-uitstoot te beprijzen. Bedrijven moeten betalen voor het recht om CO2 te mogen uitstoten. Deze uitstootrechten zijn verhandelbaar, en de prijs ervan is afhankelijk van vraag en aanbod. De markt doet z’n werk, zo is het idee, om tot een zo efficiënt mogelijke emissiereductie te komen.
De totale hoeveelheid uitstootrechten -en dus de totale CO2-uitstoot- wordt namelijk elk jaar lager. Tot nu toe geldt het ETS alleen voor elektriciteitsopwekking, de zware industrie en sinds 2012 ook de Europese luchtvaart.
Maar wat nu als bedrijven van buiten de EU hier hun producten willen verkopen, waarvoor geen uitstootrechten zijn betaald? Om concurrentievoordeel te voorkomen komt er een grensheffing voor CO2, waardoor producten die van buiten de EU geïmporteerd worden ook belast zullen worden voor de CO2-uitstoot. Dat zorgt voor een gelijker speelveld.
Om het effect van hogere prijzen voor burgers met een kleine beurs te verzachten komt er een Sociaal Klimaatfonds, bedoeld om bijvoorbeeld energiearmoede tegen te gaan.
Wat gaan we hiervan merken?
Producten die veel uitstoot veroorzaken zullen duurder worden. Dat geldt voor bijvoorbeeld vliegtickets. De verbrandingsmotor zal langzaam uit het straatbeeld gaan verdwijnen – al gaat daar door de levensuur van een auto nog wel wat tijd overeen.
De industrie moet hard aan de bak om aan de steeds strenger wordende eisen te voldoen. Als consument merken we dat misschien niet direct: we blijven staal nodig hebben voor auto’s etc, maar daarachter zit dan een heel nieuw productieproces.
Waar het allemaal om te doen is, is natuurlijk het beperken van klimaatverandering. Nu investeren levert uiteindelijk meer op dan straks op de blaren zitten, zo laten kosten-batenanalyses zien.