Historische belastingdeal G7 heeft nu al tegenwind: wie wil het niet?
Het was groot nieuws dit weekend: de zeven belangrijkste economieën werden het eens over een wereldwijde minimale winstbelasting voor bedrijven. Maar voor het echt zover is, moet er nog een hoop gebeuren. En de eerste tegenwind steekt al op.
De G7, de club waarin de VS, Canada, Duitsland, Frankrijk, Italië, het VK en Japan zitten, heeft besloten dat zij zich gezamenlijk scharen achter twee belangrijke voorstellen: een winstbelastingtarief van minimaal 15 procent én een manier om grote multinationals belasting te laten betalen in het land waar ze ook daadwerkelijk winst maken.
Het eerste voorstel
Een minimumtarief van 15 procent. Dat betekent dat ieder land dat de nieuwe regels onderschrijft in principe een winstbelasting zal invoeren van minimaal 15 procent. Dat is overigens nog steeds niet erg hoog, internationaal gezien. Zo heeft Nederland een winstbelasting van 25 procent en de VS 27 procent.
Belangrijk is wel dat dat tarief in feite ook gaat gelden voor landen die niet meedoen. Als een bedrijf gevestigd is in een van de landen die meedoen en winsten boekt in een land waar geen of heel weinig belasting wordt geheven, krijgt het vestigingsland het recht om die winsten alsnog tegen te belasten.
Dus stel: Shell zou winsten boeken in een Caraïbisch belastingparadijs, dan kan Nederland (waar het moederbedrijf is gevestigd) die winsten belasten. Waarschijnlijk wel slechts tegen het minimumtarief van 15 procent.
Op die manier moet belastingparadijzen en vooral ook de belastingontwijkende multinationals het leven zuur gemaakt worden.
De eerste bezwaren
En dat is meteen een van de redenen waarom een flinke groep landen toch dwars kan gaan liggen. Want niet alleen landen als de Kaaiman-eilanden of Bermuda hebben extreem lage winstbelastingen. Ook EU-landen als Ierland en Hongarije zitten een eindje onder het voorgestelde minimum van 15 procent.
De hoop is dan ook dat volgende maand, na consultatie met een groep van bijna 140 landen, de G20 – wat dan weer ongeveer de club is van de 20 belangrijkste economische landen – een besluit neemt over het voorstel. Want als de G20 akkoord gaat, zijn we een heel eind.
Of landen als India en China, die ook in de G20 zitten, van plan zijn om de nieuwe regels te steunen, is nog onduidelijk. Daarmee is het zeker geen gelopen race.
Maar in de G20 zit ook de EU, en daar maken Ierland, Hongarije en Cyprus weer wel deel van uit. Dat kan alles flink complex maken. Want zij zitten helemaal niet te wachten op die nieuwe regels.
In potentie problematisch: want áls de G20 al akkoord gaat, zal de EU wetgeving willen maken die lidstaten verplicht minimaal 15 procent belasting te heffen. En belastingwetgeving kan weer alleen doorgevoerd worden als álle landen instemmen.
Je hebt niet alle cookies geaccepteerd. Om deze content te bekijken moet je deaanpassen.
De Ierse minister van Financiën Pascal Donohoe heeft zijn bedenkingen al geuit. Diplomaten vertelden ook al aan Politico dat Hongarije en Cyprus tegen zijn.
De andere EU-landen kunnen de nieuwe regels natuurlijk alsnog buiten de EU om implementeren en op die manier de dwarsliggers isoleren, maar dat zal voor een flinke kloof binnen de EU zorgen. Volgens The Guardian zijn de Europese G7-leden ervan overtuigd dat de kleine landen zich dit niet kunnen veroorloven.
Dat denkt ook hoogleraar economie Bas Jacobs. "Als de machtigste landen in de wereld dit voorstel omarmen, wordt het moeilijker voor kleinere landen om nee te zeggen."
Maar ook aan de overkant van de Atlantische Oceaan doemen de eerste problemen voor de plannen al op. Vooral het andere voorstel is daar controversieel.
Het tweede voorstel: rijke multinationals belasten waar ze winst maken
De andere belangrijke afspraak die de G7 heeft gemaakt is dat grote multinationals verplicht belasting moeten betalen waar ze winst maken. De precieze voorwaarden zijn nog erg vaag, maar in grote lijnen zit het zo:
Van de totale winst van heel grote bedrijven boven een marge van 10 procent (wat een 'heel groot bedrijf' is, is nog niet duidelijk), mag 20 procent belast worden in het land waar de winst vandaan komt.
Pittig, pittig. Maar het komt erop neer dat als een bedrijf als Facebook zijn winsten laat neerslaan in de VS of Ierland, een deel van die winst toch belast mag worden in landen waar die behaald is. Bijvoorbeeld in Nederland, omdat hier wel heel veel klanten zitten die winst voor het bedrijf genereren.
Kan de Senaat dwarsliggen?
Dat voorstel is in de VS dan weer behoorlijk controversieel. De verwachting is namelijk dat vooral de Amerikaanse internetgrootmachten als Google, Facebook en Apple hier pijn van gaan ondervinden. Het zorgt meteen voor problemen in de Amerikaanse politiek. Een aantal Republikeinse senatoren heeft al laten weten dat wat hen betreft de partij tegen gaat stemmen in de Senaat.
De vraag is nu of de Democraten, die de kleinst mogelijke meerderheid van stemmen hebben in de senaat, via een begrotingsprocedure de benodigde wetgeving er doorheen kunnen duwen. Als er een internationaal verdrag gesloten moet worden, moet twee derde van de Senaat akkoord gaan. Dat gaat niet waarschijnlijk lukken. En een ding is zonneklaar: zonder de Amerikanen gaat het hele feest in ieder geval niet door.
Hoe nu verder?
De komende weken en maanden zal er meer duidelijk moeten worden over de precieze details. Ook is er een aantal landen dat een veel hoger minimumtarief wil dan 15 procent. Afstemming vinden wordt de grote uitdaging.
Eerst moeten 140 landen in OESO-verband het eens worden. De hoop is dat dit lukt op 1 juli. Als dat lukt, zal de G20 een dikke week later hoogstwaarschijnlijk ook instemmen. Maar een formeel akkoord laat in ieder geval nog tot oktober op zich wachten, om zeker te kunnen zijn dat de Amerikanen hun wetgeving er doorheen kunnen krijgen.