Nibud bezorgd: studenten leunen zwaarder op ouders en bijbaan
In de afgelopen vier jaar is het gemiddelde inkomen van studenten ietsje gestegen, van 919 euro in 2017 naar 943 dit jaar. Geen reden tot juichen, want die stijging is vooral te danken aan ouders, die financieel bijspringen. Daarnaast zijn studenten meer gaan werken uit angst om later opgescheept te zitten met een fikse studielening.
In 2017 had 55 procent van de studentenpopulatie in ons land nog een studielening, dit jaar is dat nog 45 procent, meldt het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (Nibud). De organisatie is bezorgd dat studenten met minder vermogende ouders met een financiële achterstand op de arbeidsmarkt beginnen.
Vrees voor de toekomst
Die zorgen worden gedeeld door ruim 1500 studenten die zijn ondervraagd door het Nibud. Ruim de helft van hen vreest dat hun studieschuld gevolgen heeft voor financiële beslissingen in de toekomst, zoals bijvoorbeeld de koop van een huis.
Om dit te voorkomen, besluiten veel studenten om niet te lenen. Andere redenen om geen geld te lenen bij de overheid zijn inkomsten uit een bijbaan, geld van ouders of lage lasten.
Studenten kozen in de afgelopen jaren een stuk vaker voor deze oplossingen of een combinatie ervan om niet te hoeven lenen, blijkt uit de enquête van Nibud.
Langer thuis
In 2017 had meer dan de helft van de studenten het ouderlijk huis verlaten, dit jaar woont meer dan de helft nog thuis. En het gaat niet alleen om eerstejaarsstudenten die vanwege de coronacrisis besloten om nog maar even niet op kamers te gaan, benadrukt het Nibud.
De steun van ouders beperkt zich niet alleen tot kost en inwoning, maar geldt ook voor het betalen van bijvoorbeeld verzekeringen. De groep studenten die financiële ouderlijke hulp krijgt, groeide ook, tot ruim twee derde van alle ondervraagden. Gemiddeld ontvangen studenten 211 euro per maand van hun ouders, zo'n 28 procent meer dan vier jaar geleden.
Hulp van ouders is alleen niet voor alle studenten weggelegd, waarschuwt het Nibud. Kinderen van ouders met een middeninkomen zullen in de knel raken als er niet iets verandert. Zij komen namelijk vaak niet in aanmerking voor een aanvullende beurs, maar deze ouders 'kunnen niet iedere maand een paar honderd euro missen', legt Karin Radstaak van het Nibud uit.
Angst verdringt kennis
De kennis van studenten over wat er wel en niet mag als je studiefinanciering krijg, is ook flink achteruit gegaan. Ruim een derde van de ondervraagden weet bijvoorbeeld niet dat er al rente betaald moet worden vanaf het moment dat de eerste lening op de bankrekening is overgemaakt. Ook weten heel veel studenten niet dat zij ongeacht wat ze verdienen, alsnog mogen lenen voor hun studie.
Zes jaar na de invoering van het leenstelsel constateert het Nibud dat de angst om een studieschuld op te bouwen er ook voor zorgt dat studenten minder zelfstandig zijn. "Studeren is ook een fase van op eigen benen leren staan", vertelt Radstaak. "Dat verandert op een negatieve manier."
Wat er zou moeten veranderen, daar laat het Nibud zich niet over uit, dat is aan de politiek, aldus Radstaak. "Onze boodschap is: deze manier leidt tot veel stress en gedoe."
Grote verandering in 2015
In 2015 ging de studiefinanciering op de schop. De basisbeurs, een lening die werd omgezet in een gift als de studie was afgerond, verdween. Studenten kunnen nu alleen nog maar lenen, voor hun levensonderhoud en nog een aparte om hun collegegeld van te betalen.
Daarnaast is er nog de aanvullende beurs, waarvan de hoogte onder meer afhankelijk is van het inkomen van de ouders. Voor studenten met maar een ouder, is er nog een aparte toeslag. Studenten hebben verder recht op een ov-kaart, waarmee ze deels gratis of met korting mogen reizen.