Opvoeding

Waarom je kinderen beter 'goed genoeg' kunt opvoeden dan perfect

Door Roxanne Vis··Aangepast:
© iStockWaarom je kinderen beter 'goed genoeg' kunt opvoeden dan perfect
RTL

'Doe ik het wel goed?' Ouders stellen zichzelf die vraag tegenwoordig vaker dan ooit. Maar in de opvoeding is er in de meeste gevallen geen goed of fout, zegt hoogleraar pedagogiek Maartje Luijk. En in het belang van zichzelf én de kinderen zouden ouders er goed aan doen te stoppen met streven naar perfectie. "Het perfect willen doen werkt juist averechts."

Maar liefst de helft van de ouders is uitgeput, blijkt uit recente cijfers. En voor 1 op de 5 ouders is het opvoeden zelfs zo zwaar dat ze eigenlijk niet meer bij hun kinderen willen zijn – een van de kenmerken van de zogenoemde parental burn-out.

Hoe kan zoiets natuurlijks als opvoeden zo ontzettend zwaar zijn geworden? Hoogleraar Maartje Luijk van de Erasmus Universiteit Rotterdam deed daar onderzoek naar en hield vorige week haar oratie over dit onderwerp.

Zo voorkom je dat je als jonge ouder gebukt gaat onder de stress
Lees ook

Zo voorkom je dat je als jonge ouder gebukt gaat onder de stress

Opvoeden líjkt tegenwoordig niet alleen zwaarder dan ooit, dat ís het ook daadwerkelijk, concludeert Luijk. Dat heeft volgens haar te maken met drie belangrijke ontwikkelingen. Ten eerste hebben we tegenwoordig een tsunami aan informatie tot onze beschikking, over elk onderdeel van de opvoeding. En dat lijkt misschien iets positiefs, maar volgens Luijk is het onderdeel van het probleem.

"Die hoeveelheid informatie is overweldigend. Bovendien krijg je zoveel tegenstrijdige adviezen, dat je júíst gaat twijfelen en onzeker wordt over wat normaal is. De een zegt dat je je kind absoluut niet bij je in bed moet laten slapen, terwijl de ander erbij zweert. En zo zijn er talloze onderwerpen waarover de meningen sterk uiteenlopen. Naar wie moet je dan luisteren?"

Til niet te zwaar aan de eerste 1000 dagen

De tweede ontwikkeling die opvoeden tegenwoordig zo zwaar maakt, is dat ouders in onze maakbare samenleving meer dan ooit het idee hebben dat opvoeden iets is wat perfect moet gebeuren. Dat als je steken laat vallen, je kind voor de rest van z’n leven beschadigd is. Zo is er de laatste jaren veel aandacht voor het belang van de eerste 1000 dagen van het leven van een kind, gerekend vanaf de conceptie.

Die periode zou allesbepalend zijn voor de hechting. "Het klopt dat in die periode de basis wordt gelegd voor het vertrouwen in anderen en in jezelf, maar die vroege gehechtheidsrelatie is geen vonnis voor de rest van het leven", nuanceert de hoogleraar. "We weten dat kinderen zich aan meerdere personen kunnen hechten, en ook dat later de band met de ouders nog kan groeien."

Een derde trend die Luijk signaleert is de toegenomen individualisering. Nederland staat in de top 5 van meest individualistische landen ter wereld. Een bekende wijsheid luidt dat er een dorp voor nodig is om een kind groot te brengen, maar tegenwoordig durven ouders nauwelijks meer om hulp te vragen in hun omgeving. Volgens Luijk is er sprake van 'vraagschaamte’.

"Onlangs bleek nog uit een onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) dat slechts een kwart van de ouders hulp krijgt vanuit hun netwerk. Tweederde van de ouders durft hun omgeving niet om hulp te vragen. Hulp vragen voelt als falen. Terwijl keer op keer uit onderzoek blijkt dat die steun kan helpen om de opvoeding wat lichter te maken. Opvoeden werkt het beste als je het samen doet."

Gezinnen met échte problemen

Als ouders wél hulp zoeken, doen ze dat vaak gelijk bij professionals. "Zo belanden ouders te snel in de formele jeugdzorg met milde problemen, die eigenlijk gewoon onderdeel zijn voor de normale ontwikkeling." Luijk vindt dat zorgelijk, want dat gaat ten koste van de hulp aan gezinnen met échte problemen – het jeugdstelsel in ons land is immers al overbelast.

Maartje Luijk: "Geen twee kinderen zijn hetzelfde; die variatie zouden we moeten vieren." © Michelle Muus
Maartje Luijk: "Geen twee kinderen zijn hetzelfde; die variatie zouden we moeten vieren."

Een kleine geruststelling van de pedagoog: er bestaat niet zoiets als één normaal. "Geen twee kinderen zijn hetzelfde; die variatie zouden we moeten vieren. Verschillen zijn normaal. Vooral in het eerste levensjaar ontwikkelen kinderen zich razendsnel en in het tempo daarvan zit enorm veel variatie. Neem alleen al het slapen. De ene baby slaapt 20 uur per dag, terwijl de andere amper lijkt te willen slapen. En dat is helemaal oké. We moeten niet het gemiddelde als uitgangspunt nemen; dat zegt niet zoveel."

Samen slapen of juist niet?

Luijk deed zelf veel onderzoek naar slaapproblemen en -gewoontes. Zo dook ze in de literatuur over 'bed sharing', oftewel je kind bij je in bed laten slapen. Een controversieel onderwerp met uitgesproken voor- en tegenstanders. De tegenstanders benadrukken de gevaren, de voorstanders roepen om het hardst dat het natuurlijk en dus goed is. Maar na het doorspitten van ruim 600 onderzoeken concludeert Luijk dat voor beide opvattingen het bewijs niet erg sterk is.

"Er is dus niet één goed antwoord. Hetzelfde geldt voor ’s nachts wakker worden: uit sommige onderzoeken blijkt dat kinderen die vaak wakker worden zich even goed ontwikkelen, uit andere onderzoeken blijkt dat ze zich minder goed ontwikkelen en uit wéér andere onderzoeken blijkt dat ze zich juist beter ontwikkelen. Er is veel onduidelijk."

Wat wél zeker is, is dat ouders die denken dat hun kind een slaapprobleem heeft, daar zelf onder gebukt gaan. Doe dus vooral wat voor jou als ouder goed voelt, adviseert Luijk, want in de meeste gevallen is er geen goed of fout – zeker als het op slapen aankomt.

Toch zijn de richtlijnen voor slapen vanuit de jeugdgezondheidszorg uniform: een kind moet in zijn eigen bedje slapen, liefst de hele nacht door. Lukt dat niet, dan zou het slecht zijn voor de ontwikkeling. Logisch dat ouders massaal aankloppen bij de kinderslaapcoaches die de laatste jaren als paddenstoelen uit de grond schieten, zegt Luijk. Prima als dat ouders ontlast, vindt de hoogleraar, maar er bestaan nog geen goede richtlijnen om de kwaliteit van deze coaches te toetsen.

Af en toe een nachtje weg

"Het is een vrij beroep; iedereen mag zich kinderslaapcoach noemen. Je weet gewoon niet hoe goed iemand z’n vak verstaat. Het komt voor dat ze bestaande 'problemen' alleen maar verergeren. Terwijl ouders veel geld uitgeven aan deze niet-verzekerde zorg. Dat vind ik wel echt iets om in de gaten te houden."

Bovendien is er negen van de tien keer dus helemaal geen sprake van een daadwerkelijk slaapprobleem, gelooft Luijk, maar is het gewoon onderdeel van de normale ontwikkeling dat een kind soms een tijdje wat minder goed slaapt. "Het kan vreselijk zwaar zijn als je kind slecht slaapt, maar de oplossing is dan eerder om wat beter voor jezelf te zorgen en bijvoorbeeld af en toe een nachtje weg te gaan als ouders, dan om hulp te zoeken bij een coach."

In hun eigen belang en dat van hun kinderen zouden ouders er volgens Luijk goed aan doen variatie te accepteren, imperfectie te omarmen én het lef te hebben vaker een beroep te doen op hun netwerk. "De opvoeding verloopt per definitie niet perfect. Het is vallen en opstaan. Erken dat. Iedereen doet maar wat en dat is prima. Het hóéft niet perfect.”

Sterker nog: het perfect willen doen werkt juist averechts. "Het is voor niemand goed. Voor jezelf niet, omdat je er gestrest van raakt, en voor het kind niet, omdat gestreste ouders vaak geen leuke ouders zijn. Laat het allemaal wat meer los, leun wat vaker achterover. Goed genoeg is beter dan perfect."

Lees meer over
OpvoedingGezinMentale gezondheidStressOuderschapWetenschappelijk onderzoekEditie NL Link in bio