Steeds meer jongvolwassenen blijven thuis wonen

Steeds meer jongvolwassenen van tussen de 18 en 30 jaar oud blijven bij hun ouders wonen. Begin dit jaar woonde 46 procent van deze groep nog thuis, 20 jaar geleden was dat 40 procent.
Dat blijkt uit cijfers van het CBS. Het percentage thuiswonenden neemt vooral vanaf 2010 toe, en nam in 2015 een flinke vlucht. In 2015 werd het leenstelsel voor studenten ingevoerd.
De stijging ging de afgelopen 20 jaar het hardst bij jonge twintigers. In 2003 woonde bijna 50 procent van de 21- tot 24-jarigen bij de ouders thuis, in 2023 was dat bijna 58 procent.
Ook in de groep 27- tot 30-jarige was er een toename, al was die iets minder groot: van 10,8 procent in 2003 tot 14,6 procent begin dit jaar. Van de 29-jarigen woonden begin dit jaar ruim 11 procent nog bij hun ouders.
Verschil tussen mannen en vrouwen kleiner
Van oudsher blijven mannen gemiddeld langer bij hun ouders wonen dan vrouwen, maar dit verhaal neemt de afgelopen jaren af. Tussen 2003 en 2023 steeg het percentage thuiswonende mannen van 18 tot 30 jaar van ruim 47 procent naar ruim 51 procent. Bij vrouwen van die leeftijd nam het percentage in dezelfde periode toe van ruim 31 naar ruim 40 procent.
In studentsteden als Groningen, Wageningen en Delft wonen relatief de minste twintigers bij hun ouders. Veel studenten verhuizen naar die steden, en gaan daar op kamers wonen.
Vooral in gemeenten in het oosten van het land en in Noord-Holland blijven oudere twintigers langer thuis wonen.
Leenstelsel
Het CBS heeft nu niet onderzocht hoe het komt dat meer jongeren later uit huis gaan. Uit eerder onderzoek door het CBS bleek wel dat de invoering van het leenstelsel in 2015 ervoor heeft gezorgd dat vanaf dat jaar vooral hbo- en wo-studenten langer thuis bleven wonen.