Max (78) staat nog met een been in Indonesië: 'Samen herdenken we één verleden'
De 78-jarige Max Rijkschroeff had nog een heel leven voor zich toen Indonesië werd bevrijd. Toch was de oorlog voor de toen driejarige Max nog lang niet uit zijn leven. "Mijn familie leefde in een angstige periode."
Bij het Indisch Monument in Den Haag is de nationale herdenking het einde van de Tweede Wereldoorlog in voormalig Nederlands-Indië. Het is precies 75 jaar geleden dat Japan capituleerde. Dat betekende tegelijkertijd de bevrijding voor het hele Koninkrijk der Nederlanden.
"Ik was na de bevrijding vreselijk mager, mijn moeder noemde me zelfs een uitgedroogde hagedis", zegt Rijkschroeff in een interview met RTL Nieuws. Veel weet hij niet meer van de bevrijding, hij was immers drie jaar. "Ik weet nog vlagen, voornamelijk naar aanleiding van wat anderen mij hebben verteld."
Angst
Rijkschroeff vertelt dat zijn familie leefde in een angstige periode. "Zo werd ons huis aangevallen en de buren zijn vermoord. We hebben ons leven te danken aan een commandant die een oogje had op een tante."
In 1950 vertrok de familie naar Nederland. "Mijn familie was altijd Nederlands georiënteerd, we hebben namelijk een Nederlandse voorvader die in 1734 naar Indonesië ging. We leerden daarom gewoon Nederlands, leerden de topografie en over de producten van het land. Dus toen we de keuze kregen tussen naar Nederland reizen of Indonesisch staatsburgerschap, was de keuze makkelijk en kozen we de boot naar Nederland."
Weinig begrip
Maar ook eenmaal in Nederland, bleef Indonesië een bepalende factor in zijn leven. "Ik moest mijn mond houden. Ik had in de tropen geleefd en de hongerwinter niet meegemaakt. Jappenkampen? In Europa hadden ze vernietigingskampen. Er was weinig begrip voor wat mensen in Nederlands-Indië hadden meegemaakt, dat kwam pas jaren later."
De tijd van de bezetting
Tussen 1942 en 1945 werd Nederlands-Indië (Indonesië) bezet door de Japanners. Omdat Aziaten moesten worden losgemaakt van de 'westerse cultuur', werden westerlingen in burgerinterneringskampen geplaatst. In die kampen kwamen volgens het NIOD (het Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies) ongeveer 105.000 mensen terecht, onder wie ongeveer 100.000 Nederlanders en Indische Nederlanders.
In de kampen werden de mannen gescheiden van vrouwen, jongens tot 10 jaar en meisjes. De huizen waren overvol en er was een groot tekort aan water, voedsel en medicijnen. Ook waarden er door gebrekkige hygiëne veel ziektes rond. Het NIOD gaat ervan uit dat er in de kampen tussen de 13.000 en 16.800 mensen zijn overleden, onder wie naar voorzichtige schatting tussen de 600 en 900 niet-Nederlanders. De meesten overleden door ziekte of uitputting.
Na de oorlog brak de Bersiapperiode aan. In deze periode was er een strijd om de onafhankelijkheid. Onderhandelingen, onrust en gewelddadige strijd wisselden zich af tot op 27 december 1949 Indonesië onafhankelijk is. Afgelopen maart maakte koning Willem-Alexander namens Nederland excuses in Indonesië. Niet voor ons koloniale verleden, maar wél voor de 'geweldsontsporingen van Nederlandse zijde'.
Eenmaal aangekomen in Scheveningen kregen ze verbaasde reacties. "Wat spreken jullie perfect Nederlands, zeiden mensen dan tegen ons. De kennis van de taal en het land hielp enorm bij het integreren. Het enige probleem dat we in die tijd hadden, was de aandacht van de meisjes. We waren zeer in trek", lacht Rijkschroeff.
Maar ze kregen ook vervelende reacties. "Er was weinig begrip", legt Rijkschroeff uit die elf jaar was bij aankomst in Nederland. "We hoorden verwijten als 'in het tropische Indonesië was het tenminste warm geweest' en 'we hadden de Hongerwinter niet meegemaakt, dus we hadden het niet zo slecht gehad'."
Het slijt
"Ook kregen we de opmerking 'pinda pinda poepchinees' naar ons hoofd. Maar dat eindigde regelmatig in een knokpartij", vertelt Rijkschroeff. "Die opmerking kregen we omdat ons eten zou stinken en wij dus ook. Maar nu is dat voorbij en eten veel Nederlanders ons eten. Ook de opmerkingen werden minder. Dat slijt."
Maar het is belangrijk om de tijden te blijven herdenken, zegt hij. Want na al die tijd staat Rijkschroeff nog met het ene been in Indonesië en met het andere been in Nederland. Ook in zijn loopbaan bleef hij zich bezighouden met Indonesië en werkte hij voor de Nederlandse overheid mee aan verschillende projecten. "Indonesië is mijn moederland en Nederland mijn vaderland. Ik kan de botheid van de Nederlander begrijpen, maar ook de verlegenheid van de Indonesiër", legt de 78-jarige man uit.
Samen herdenken
En hij is niet de enige. Ook veel Nederlanders hebben geschiedenis en herinneringen in Nederlands-Indië. "Eens per maand organiseer ik een rijsttafel voor ouderen. Hier komen ook Hollanders die een band hebben met Indonesië, omdat ze er bijvoorbeeld naartoe uitgezonden waren tijdens de bezetting. Het is een samenhang van culturen en geschiedenis. De Indonesische cultuur is bij deze mensen naar binnen gesijpeld."
Het samenkomen, en het samen herdenken is nog steeds belangrijk, zegt Rijkschroeff. Ook 75 jaar na de bevrijding. "Wij herdenken vandaag onze bevrijding en we herdenken vooral de slachtoffers. De Nationale herdenking draait om het samen beleven van een gedeeld verleden."