Weeskinderen

Iris en Jojanneke waren kind toen beide ouders stierven: 'Je hebt levenslang'

Door Roxanne Vis··Aangepast:
© Marcel Krijger/ privéfotoIris en Jojanneke waren kind toen beide ouders stierven: 'Je hebt levenslang'
RTL

Songfestivalkanshebber Joost Klein verloor al op jonge leeftijd beide ouders. Jojanneke (48) en Iris (47) overkwam hetzelfde. Hoe ga je verder na zoiets ingrijpends? En wat voor impact heeft het op je verdere leven als je zo jong wees wordt? "Ik was bang om in een bodemloze put van gemis en verdriet weg te zakken en daar nooit meer uit te komen."

Vier dagen voordat haar moeder overleed kreeg Iris Koorn, destijds 15, te horen dat haar moeder alvleesklierkanker had en niet meer beter zou worden. In werkelijkheid had ze aids, maar dat kregen Iris en haar 17-jarige broer en 12-jarige zusje pas veel later te horen. Namelijk toen anderhalf jaar later ook hun vader in het ziekenhuis terechtkwam met aids. "Een arts vertelde het ons. Die boodschap sloeg in als een bom", vertelt ze.

De arts waarschuwde hen gelijk: als je erover praat, ga je uitgekotst worden. "Er heerste destijds een enorm stigma op de ziekte. Vooral mensen aan de rand van de samenleving raakten besmet." Het (naar later bleek onware) verhaal dat Iris te horen kreeg was dat haar vader, die arts was, de ziekte had opgelopen tijdens zijn werk in de tropen. 

Joost Klein in Engelstalig interview: 'Hoop dat mijn ouders trots zijn'
Lees ook

Joost Klein in Engelstalig interview: 'Hoop dat mijn ouders trots zijn'

Na zijn overlijden ging Iris al snel weer over tot de orde van de dag, zoals ze dat ook had gedaan na de dood van haar moeder. "Ik had wel verdriet, maar ik wist niet goed hoe ik daarmee om moest gaan want dat had ik nooit geleerd. Mijn ouders waren allebei niet echt gevoelsmensen."

Ze kwam er ook al snel op een pijnlijke manier achter dat de arts gelijk had gehad met zijn waarschuwende woorden. Toen ze haar beste vriendinnetje in vertrouwen had genomen over de ziekte van haar ouders, verbrak die alle contact. "Zo leerde ik dat ik er beter niet over kon praten. Als mijn beste vriendinnetje al zo reageerde, dan kon ik van anderen al helemaal niets verwachten."

Overleven zonder te voelen 

Twee weken na de dood van haar vader deed Iris eindexamen, waarvoor ze wonder boven wonder slaagde. "Ik heb me volledig op school gericht. Ik wilde op mezelf wonen en ik wist dat als ik mijn examen niet zou halen, ik bij studievrienden van mijn ouders zou komen te wonen. Schatten van mensen, maar ik wilde weg, studeren. En ik kreeg het voor elkaar. Kennelijk was dat voor mij de manier om te overleven: doelgericht, zonder te voelen."

Iris: "Het verdriet deed fysiek pijn bij mijn hartstreek, maar het voelde ook heel bevrijdend."© privéfoto
Iris: "Het verdriet deed fysiek pijn bij mijn hartstreek, maar het voelde ook heel bevrijdend."

Op haar 17de verhuisde ze naar Leeuwarden om er Frans te studeren. "Ik voelde me toen een tijdje heel vrij en gelukkig. Alsof ik de hele wereld aankon. Tegelijkertijd was ik wel op mezelf aangewezen en wist ik dat ik goed voor mezelf moest zorgen. Ik ben gaan sporten, gezond gaan eten en ben plichtsgetrouw elke dag naar school gegaan, hoewel mijn studie vreselijk saai bleek. Het was mijn anker."

Totale ontkenning

Aan haar broer en zusje had ze weinig steun. "We zagen elkaar wel op verjaardagen enzo, maar we gingen er allemaal op een andere manier mee om. Mijn manier was: totale ontkenning. Er zijn echt wel mensen geweest die zich om me hebben bekommerd, maar ik wist me daar geen raad mee. Ik wilde er helemaal niet over praten. Op de sterf- en verjaardagen van mijn ouders deed ik ook niets om hen te gedenken. Ik was veel te bang om in een bodemloze put van gemis en verdriet weg te zakken en daar nooit meer uit te komen. Het voelde veiliger om te doen alsof er niets aan de hand was."

Op haar 24ste begon die strategie zich tegen haar te keren. Ze kreeg burn-outachtige klachten en zocht psychologische hulp. "Daar ben ik in eerste instantie wel erg van opgeknapt." Maar toen ze jaren later moeder werd, van een tweeling, liep ze opnieuw vast. "Ik merkte dat ik veel last kreeg van mijn eigen overlevingsmechanisme; om hulp vragen deed ik gewoon niet. Mijn reserves raakten op, ik liep continu op mijn tenen en liep vast in mijn werk."

Fysieke pijn

Zo belandde ze op haar 39ste in een zware burn-out. "Van het ene op het andere moment kon ik niets meer." Intensieve therapie hielp haar eindelijk haar weggestopte gevoelens onder ogen te komen. "Ik heb zwaar de bodem geraakt en dat maakte dat ik uiteindelijk in de WIA ben terechtgekomen. Dat was echt even een omslag. Maar het bood me wel de gelegenheid om eindelijk wat rouw te verwerken. Ik heb de ogen uit mijn kop gejankt. Het verdriet deed fysiek pijn bij mijn hartstreek, maar het voelde ook heel bevrijdend. Het had zo lang vastgezeten; het was heel fijn om eindelijk te mogen voelen."

Inmiddels heeft Iris foto’s van haar ouders in haar woonkamer staan en brandt ze een kaarsje voor hen op verjaar- en sterfdagen. "Ik merk dat de rouw steeds een nieuwe lading krijgt. Waar ik eerst intens verdriet had en niet wist hoe ik me staande moest houden, rouw ik nu meer om het leven dat ik nooit heb gehad. Ik ga mijn ouders bijvoorbeeld nooit meemaken als opa en oma van mijn kinderen. Soms heb ik daar nog steeds moeite mee. Maar als ik nu voel dat ik vast kom te zitten, zoek ik een coach op om er gelijk mee te dealen."

Toch nog een positieve draai

Zelf is Iris tegenwoordig ook werkzaam als (NLP-)coach. "Ik was door mijn eigen ervaringen zo gefascineerd geraakt in hoe overlevingsmechanismen werken, dat ik een carrièreswitch heb gemaakt. Zo kan ik ook anderen helpen. Door wat ik heb meegemaakt ben ik uiteindelijk een mooier, warmer, toegankelijker mens geworden. Zo heeft de dood van mijn ouders toch een positieve draai gekregen."

Ook Jojanneke van den Bosch heeft de dood van haar ouders uiteindelijk weten om te zetten in iets positiefs. Maar ook bij haar ging dat niet vanzelf. 14 jaar oud was ze toen kort na elkaar haar beide ouders overleden. Haar vader, hartpatiënt, bezweek aan een hartinfarct op de verjaardag van haar toen 22-jarige zus. 

Rond diezelfde tijd bleek hun moeder longkanker te hebben. Vijf maanden later overleed ook zij. "Mijn zus woonde destijds al op kamers en die kwam weer thuis wonen om zich over mij te ontfermen toen mijn moeder ziek werd", vertelt Jojanneke. "Voor haar was het ook heel lastig: zij stond net op het punt de wijde wereld in te trekken en ineens werd ze weer terug haar ouderlijk huis in getrokken."

Anders omgaan met verdriet

Nadat hun moeder was overleden, kreeg haar zus de voogdij over Jojanneke. "We waren op elkaar aangewezen, terwijl we allebei in een totaal andere levensfase zaten. In zo’n situatie kan het twee kanten op: of het brengt je nader tot elkaar, of het drijft je uiteen."

"Mijn zus en ik zijn er helaas niet toe in staat gebleken om elkaar te vinden, hoelang we het ook hebben geprobeerd. We gingen allebei anders om met ons verdriet. Na anderhalf jaar samenwonen heb ik mijn knapzak gepakt en ben ik naar de andere kant van het land verhuisd."

Jojanneke: "Zo’n onomkeerbaar verlies komt in verschillende levensfasen bij je terug."© Marcel Krijger
Jojanneke: "Zo’n onomkeerbaar verlies komt in verschillende levensfasen bij je terug."

Ze logeerde acht maanden bij een goede vriendin en haar ouders en ging toen – 16 jaar oud – op zichzelf wonen. "Ik vond voor 275 gulden per maand een kamer boven een shoarmatent. Ik keek uit op een muur en het rook er de hele dag naar shoarma, maar het was wel míjn shabby kamer. Als je bijna alles bent verloren, kun je zelfs aan zoiets je waardigheid ontlenen." 

Ze woonde er tot de vader van een nieuwe schoolvriendin eens goed doorvroeg en erop stond haar woonsituatie te inspecteren. "Hij kwam kijken en zei heel kordaat: ik zie hier drie goede dingen: je tandenborstel, je tas en jou, en jij gaat nu mee, een paar maanden bij ons logeren, en dan gaan we samen op zoek naar iets beters. Schoorvoetend heb ik ingestemd."

Bondgenoten

"Hij en zijn vrouw hebben mij echt gezien en in mijn kracht gezet. Zij herinnerden me eraan dat ik van alles in mijn mars had. Dat soort mensen heb je nodig. Bondgenoten, een vangnet. Mensen die je helpen met praktische zaken, maar ook mensen die je eraan herinneren hoezeer je door je ouders werd gekoesterd, en dat je het leven waard bent. Dat is cruciaal als je op je kwetsbaarst bent."

Omdat ze iedereen zulke bondgenoten gunt, begon Jojanneke in 2007 WeesWijzer, dat weesjongeren en hun omgeving voorziet van informatiebronnen en adviezen, en zich daarnaast inzet voor systeemoplossingen en belangenbehartiging. Zo was ze medeverantwoordelijk voor de Wet huurbescherming weeskinderen, die onder meer bepaalt dat weeskinderen tot hun 28ste niet uit woningen van woningcorporaties kunnen worden gezet na het overlijden van hun ouders. 

Levenslang

Na een lange ontwikkelingsreis is het Jojanneke uiteindelijk heel goed gelukt om verder te leven met het verlies, zegt ze zelf – 'maar je hebt wel levenslang'. "Zo’n onomkeerbaar verlies komt in verschillende levensfasen bij je terug en dan moet je daar emotioneel weer wat mee. Een paar weken geleden werd ik bijvoorbeeld ouder dan mijn moeder ooit is geworden. Ik heb een weekend in een klooster gezeten naast het bos waar mijn moeder begraven ligt. Op wat mijn sterfdag zou zijn geweest als ik haar was, ben ik naar haar graf gelopen. Dat was voor mij een verrijkende ervaring. Het hielp me om met hernieuwde empathie en compassie naar háár lijdensweg te kijken."

Als ze anderen één advies mag geven, is het: doorleef die emoties, want ze wegstoppen werkt op de lange termijn alleen maar tegen je. "In mijn ervaring is je overgeven aan alles wat je voelt de snelste weg erdoorheen. Dat is ook de pijnlijkste weg, maar uiteindelijk heb je er het meest aan. Voor jongeren die het net hebben meegemaakt is dat alleen te veel gevraagd, omdat ze nog midden in die kwetsbare positie zitten én biologisch gezien nog niet 'af' zijn. Het is iets voor later."

Iedereen aanraden 

"Ik ben in therapie gegaan toen ik op een gegeven moment merkte dat ik mezelf soms nog in de weg zat en dat ik nog dingen op te ruimen had. Dat kan ik iedereen aanraden. Niet om erin te blijven hangen, maar juist om te helen. Ik voel me enorm bevrijd."

Rouw bij kinderen en jongeren

In Nederland zijn volgens het CBS bijna 100 duizend jongeren halfwees. Ruim 1500 jongeren zijn beide ouders verloren. De rouw van kinderen en jongeren verschilt niet veel van die van volwassenen, zegt klinisch psycholoog Mariken Spuij, die in 2014 promoveerde op gecompliceerde rouw bij deze groep en als universitair docent is verbonden aan de Universiteit Utrecht. 

"De pijn is hetzelfde, alleen zitten kinderen en jongeren nog midden in hun ontwikkeling. Kinderen hebben hun ouders nodig om zichzelf te reguleren en een rouwproces aan te gaan. Als je beide ouders verliest, heb je dat niet. Daarbij komen vaak andere stressoren, zoals een verhuizing naar een nieuwe omgeving."

Beschermende factor voor weeskinderen 

Uit vele onderzoeken blijkt volgens Spuij dat de 'bondgenoten' die Jojanneke al noemde een belangrijke – zo niet de belangrijkste – beschermende factor zijn voor weeskinderen. "Een steunende omgeving is essentieel om een ingrijpend verlies te verwerken. Niet alle weeskinderen en -jongeren hebben psychotherapie nodig, zegt Spuij. "Maar je hebt wel mensen nodig die je in vertrouwen kunt nemen, zodat je woorden kunt geven aan de moeilijke gevoelens die ontstaan. Wat is me overkomen, waarom, wat betekent dat voor mezelf en voor mijn toekomst?"

"Bij normale rouw heb jij controle over de pijn, bij rouw die stagneert heeft de pijn controle over jou."

Als het verlies als actuele gebeurtenis blijft voelen dan is het wel wijs om in therapie te gaan. Vaak liggen er dan hardnekkige overtuigingen aan ten grondslag, zoals het gevoel dat de dood van je ouders jouw schuld is, of dat je zelf niets meer waard bent, dan is het wel wijs om in therapie te gaan. Hetzelfde geldt voor vermijdingsgedrag, zoals het niet kunnen kijken naar foto’s van je ouders. Ook als het verdriet er altijd en overal is, is dat een teken dat de rouw vastloopt. "Bij normale rouw heb jij controle over de pijn, bij rouw die stagneert heeft de pijn controle over jou."

Vorm geven aan verdriet

Om problemen op latere leeftijd te voorkomen, moet een weeskind op een of andere manier vorm geven aan het verdriet, zegt Spuij. "Dat kan bijvoorbeeld door taal, kunst, sport of door een betekenisvol beroep uit te oefenen, zoals Iris en Jojanneke doen. En je moet het erover kunnen hebben. Niet altijd en overal, maar laat het toe op momenten dat het kan. Je moet zowel tijd besteden aan je herstel als aan het verlies; tussen die twee polen moet je heen en weer bewegen."

Over de langetermijngevolgen van verlies is volgens Spuij niet heel veel bekend. "Het lijkt erop dat de meeste kinderen het best goed doen en geen ernstige psychiatrische problematiek ontwikkelen. Maar dat wil niet zeggen dat het verlies niet een enorme impact heeft op hun leven. Het kan ook op latere leeftijd vreselijk eenzaam voelen. Hoe moet je bijvoorbeeld verder leven na je 45ste als je ouders nooit ouder dan dat zijn geworden en je daarvan dus nooit een voorbeeld hebt gehad? Ook bij belangrijke levensgebeurtenissen kan zo’n verlies je enorm aanvliegen. Het is nooit 'over'."

Volgende week verschijnt een herziene editie van het boek ‘Rouw bij kinderen en jongeren – over het begeleiden van verliesverwerking’ van Mariken Spuij.

Lees meer over
Joost KleinWeeskinderenDoodVaderMoederRouwTraumaEditie NL Link in bio