Onterecht als verdachte in een opsporingsprogramma: het gaat steeds weer fout
Met je gezicht in een opsporingsprogramma komen, omdat je iets zou hebben gestolen of iemand zou hebben mishandeld. Terwijl je er helemaal niets mee te maken had. In de afgelopen vijf jaar is het zo'n tien keer voorgekomen, zegt het Openbaar Ministerie tegen RTL Nieuws. De gevolgen zijn groot, vertellen slachtoffers Sander en Adirio. De Autoriteit Persoonsgegevens eist opheldering van justitie.
Een tikkende tijdbom. Zo werd Sander Huls afgelopen mei in het opsporingsprogramma 112 Vandaag genoemd. Hij zou, volgens de politie, iemand ernstig hebben mishandeld in een trein. Daarom besloot de officier van justitie dat beelden van Sander herkenbaar verspreid mochten worden, wat ertoe leidde dat onder andere het programma op RTL5 een reportage over Sander uitzond.
Hoe de politie bij Sander kwam? De Doetinchemmer zat in dezelfde trein als waarin een man was mishandeld én had een groene jas aan: iets wat twee van de vier getuigen van de mishandeling hadden verklaard over de verdachte. Nee, Sander droeg geen nektasje zoals een andere getuige had gezien. En hij zag er ook niet uit als een man van tussen de 25 en 35 jaar, zoals de politie de verdachte beschreef in het signalement. Toch moest hij het zijn volgens de politie: Sander in zijn groene jas had iemand mishandeld.
'Alleen door groene jas'
Een grote fout, gaf de politie achteraf toe. Sander had niets te maken met de mishandeling, en hij is ervan overtuigd: "Als ik die dag een zwarte jas aan had gehad, waren ze nooit bij mij terechtgekomen."
Een soortgelijke fout werd er twee maanden eerder ook gemaakt. Dit keer zocht de politie geen verdachte van een mishandeling, nu was er een zoektocht gaande naar een pinfraudeur. Een jonge man zou met een pinpas van een 84-jarige vrouw, die door een andere verdachte was gestolen, een iPhone hebben gekocht in de MediaMarkt.
Beelden tienduizenden keren online bekeken
De politie vroeg beelden op bij de winkel en kreeg weer goedkeuring van het Openbaar Ministerie: zend de beelden van de verdachte maar herkenbaar uit. En daar liep Adirio, te zien in het opsporingsprogramma Bureau Rijnmond, in de MediaMarkt. "Deze man koopt een dure telefoon in de MediaMarkt en rekent af met de pas van de vrouw", zei de presentator stellig. De beelden werden vervolgens ook op verschillende sociale-mediakanalen gezet, die tienduizenden keren werden bekeken.
Ook dit keer werd er onterecht iemand uitgezonden als crimineel: een grote fout, gaf de politie achteraf weer toe. De impact hiervan was groot, zo lees je in dit verhaal waarin Sander en Adirio vertellen over de gebeurtenis.
De verhalen van Sander en Adirio staan niet op zichzelf. Uit cijfers die het Openbaar Ministerie bij de politie opvroeg, blijkt dat het in de afgelopen vijf jaar ongeveer tien keer is voorgekomen dat in opsporingsprogramma's beelden werden uitgezonden van mensen die niets met de zaak te maken hadden. In die periode zijn zo'n 6500 opsporingsberichten uitgezonden. RTL Nieuws zocht uit dat het in de vijf jaar daarvoor ook al zeker negen keer misging.
Openbaar Ministerie erkent fouten
"Je zou kunnen denken: cijfermatig is het weinig, dat valt wel mee. Maar dat valt niet mee", zegt Diederik Greive tegen RTL Nieuws. Hij is bij het Openbaar Ministerie landelijk verantwoordelijk voor opsporingsberichtgeving. "Dit aantal is niet acceptabel. Elke fout is er een te veel."
"Opsporing is mensenwerk", zegt hij. "Dus er worden fouten gemaakt. Dat betekent niet dat wij dat accepteren. Bij elke fout moeten we kijken hoe het heeft kunnen gebeuren. Dat moet leiden tot aanpassingen."
Opsporing via tv-programma's kan de politie veel werk besparen, zegt Dorris de Vocht, hoofddocent strafrecht aan de Tilburg University. Het is volgens haar een effectieve manier. "Je zendt beelden uit, krijgt reacties en pakt iemand op. Dat kan de politie veel werk besparen."
"Het middel wordt inmiddels ook ingezet voor kleine delicten, zoals pinfraude en winkeldiefstal. Maar juist aan dat soort zaken kan doorgaans niet veel tijd worden besteed, dus is de kans op fouten wellicht groter."
Het lijkt er volgens De Vocht op dat de politie soms te snel herkenbare beelden uitzendt, terwijl dat bijvoorbeeld ook onherkenbaar kan. "Zorgvuldigheid in de besluitvorming om herkenbare beelden uit te zenden is belangrijk, en dat lijkt nu soms wat te snel te gaan."
"Juist omdat camerabeelden op steeds grotere schaal beschikbaar zijn, zullen politie en justitie telkens goed moeten blijven afwegen: is het in dit geval proportioneel? Moeten we dit wel openbaar maken? Het kan immers grote consequenties hebben."
Dat beaamt Gerrit-Jan Zwenne. Hij is hoogleraar privacyrecht in Leiden en aan de Open Universiteit en zegt verbaasd te zijn dat het nog steeds zo vaak fout gaat. "Ik kan het vanuit het perspectief van een agent die zo'n zaak wil oplossen wel begrijpen", vertelt Zwenne. "Er is groot leed, een slachtoffer kan bijvoorbeeld wekenlang niet meer slapen, durft niet meer over straat, zo'n agent hoort dat allemaal."
"En als je alleen dat verhaal voor ogen hebt, kan ik me voorstellen dat je denkt: we moeten die rottigheid zo snel mogelijk stoppen. Maar het mag geen beleid zijn dat er vervolgens geen goede toetsing plaatsvindt voor er dit soort herkenbare beelden getoond worden. In deze gevallen moet er misschien wel een 4-, 6-, of zelfs een 8-ogenprincipe zijn om te voorkomen dat het misgaat. Je wil dat er echt eerst heel goed over na wordt gedacht."
Het OM heeft de procedure daarvoor inmiddels aangepast. "De officier van justitie, die eindverantwoordelijk is voor het uitzenden van de beelden, moet zelf naar de beelden kijken voor hij de beslissing neemt om de beelden uit te zenden", zegt Greive.
Eerder heeft het OM al procedures aangepast om te voorkomen dat verkeerde beelden van geldautomaten werden aangeleverd - ook daarmee ging het in de afgelopen tien jaar wel eens fout, bijvoorbeeld bij Fatima. De tijd van de pintransactie en de tijd van het bewakingsbeeld bleken niet gelijk te lopen.
Toezichthouder wil opheldering
De Autoriteit Persoonsgegevens (AP) zegt naar aanleiding van berichtgeving van RTL Nieuws in gesprek te willen met de politie en het Openbaar Ministerie. "Het is geen incident", zegt voorzitter Aleid Wolfsen. "Ieder jaar een paar keer: dat is te veel. Dan lijkt die procedure onzorgvuldig."
"En dus gaan we naar de politie en het Openbaar Ministerie om daarover opheldering te krijgen. Het is heel heftig als je op nationale televisie komt als bijvoorbeeld pinfraudeur, en er niets mee te maken hebt. We willen daarom weten hoe justitie te werk is gegaan en in de toekomst gaat."
Diederik Greive van het Openbaar Ministerie zegt de vragen van de AP te verwelkomen. "Het is belangrijk dat de autoriteit hiernaar kijkt. Als de autoriteit vragen heeft over hoe vaak dit voorkomt en wat wij daaraan kunnen doen, gaan wij die beantwoorden."
Hij benadrukt het belang van opsporingsberichtgeving: "In zeker meer dan 40 procent van de zaken die we via opsporingsberichtgeving tonen, leiden tips tot het dichterbij brengen van de waarheid of zelfs aanhouden van de verdachte. Burgers verachten dat wij wat met beelden doen en dat blijven we doen."